Biografieën onder de loep, 4 – Hugo de Groot en de Gebroeders De Witt

In de vierde aflevering van Biografieën onder de loep in de Haagse Kunstkring stonden Hugo de Groot en de Gebroeders De Witt, Johan en Cornelis, centraal. Henk Nellen en Luc Panhuysen gaven nadere uitleg over de boeken die zij geschreven hadden. Joke Linders, zelf biografe, onder andere van Annie M. G. Schmidt, was de gespreksleider. Is de biografie wetenschap of is het eerder het vertellen van een goed verhaal? En vooral ook was aan de orde hoe historische biografen omgaan of om zouden moeten gaan met de bronnen die hun ter beschikking staan.

Ter introductie van de hoofdpersonen: Henk Nellen schreef in 2007 ‘Hugo de Groot, een leven in strijd om de vrede, 1583-1645’. Het is het levensverhaal van Nederlands bekendste rechtsgeleerde Hugo de Groot die zo heftig botste met stadhouder Maurits dat hij werd opgesloten in slot Loevestein waar hij per boekenkist uit ontsnapte. Henk Nellen was tot in 2014 hoogleraar ‘Ideeëngeschiedenis van de vroegmoderne tijd in haar sociale context’ aan de Erasmus Universiteit. Luc Panhuysen schreef in 2012 ‘De ware vrijheid. De levens van Johan en Cornelis de Witt’. Het is een dubbelportret van de staatsgezinde politici en felle tegenstanders van stadhouder Willem III, de gebroeders De Witt, die in 1672 op gruwelijke wijze in Den Haag werden vermoord.

Bronnenmateriaal

Joke Linders constateerde dat de focus van de avond op de bronnen zou liggen. “Over  beide onderwerpen was veel bronnenmateriaal. Maar ze leefden enige eeuwen geleden. Het liefst had je hun stemmen gehoord, ze zelfs geroken. Maar dat kan niet meer. Je bent aangewezen op het archiefmateriaal. Is dat betrouwbaar genoeg?” Panhuysen bevestigde dat hij over ‘kilometers documenten’ beschikte. “Nadat ik die had doorgenomen bleef het strooizand – dat auteurs destijds gebruikten om hun inkt te drogen – over.” Henk Nellen, die voor vijf delen van de briefwisseling van Hugo de Groot / Grotius op het Grotius Instituut en het Huygens Instituut 95 archieven in Europa en de VS bezocht, had evenmin te klagen over gebrek aan materiaal.

Er verschijnt een beeld op het scherm van een jonge Hugo de Groot. Rode haardos en rode baard. En vervolgens een tweede portret, van de schilder Van Mierevelt, twee decennia later. Baard en snor zijn nog steeds rossig, het hoofdhaar is donkerder geworden.  Henk Nellen: “Nadat de discussie over het proefschrift van Onno Blom over Jan Wolkers losbarstte, kwam Marita Mathijsen – met onlangs een biografie van Jacob van Lennep – met een lijstje van punten waarin een biografie zou moeten voldoen. In kernwoorden: 1. Goede documentatie, 2. Bronnenkritiek, 3. Scheiding van feitelijkheid en interpretatie, 4. Scheiding fictionele en documentaire bronnen, 5. Contextualisering in tijd, 6. Chronologische / thematische ordening, en 7. De verantwoording moet goed zijn.”

Een fatwah

Willem Otterspeer, promotor van Onno Blom, vond dit een te strak keurslijf. “Een fatwah. De biografie is een vrij genre. Het gaat om originaliteit, transparantie en betrouwbaarheid. Alles mag, als het maar niet verveelt.” Nellen kon zich daarin vinden. “Als je maar consequent bent, de bronnen recht doet en een goede verantwoording aflegt.” In de vroegmoderne tijd stak Hugo de Groot er bovenuit. “Hij was een geleerde van betekenis, een internationale staatsman. Hij is een van de vijf groten van die tijd, behalve hem Erasmus, Spinoza, Huygens en Van Leeuwenhoek, die nog steeds vertaald worden en waarover congressen worden georganiseerd.”

Als je het op de keper beschouwt is er zelfs té veel overgeleverd van De Groot. Nellen: “120 titels in meer dan 1000 edities,  7725 brieven, pamfletten over Hugo de Groot, correspondenties en secundaire literatuur. Hij had het allemaal bewaard in zijn kist. Nadat de kist geveild was, raakte het verspreid over de wereld. Ik kreeg er rusteloze nachten van.”

Er verschijnt een plaatje op het scherm van een Kladboek van Hugo de Groot. Het bevat een gedicht. Het gaat over een paard dat buit gemaakt was bij de Slag bij Nieuwpoort. De Groot schreef ook dagboeken. “Zo is er het dagboek van zijn reis door Engeland. Hij doet verslag van zijn ontmoeting met de Engelse Koning.” Er verschijnt een plaatje van De Groot’s beroemdste boek ‘Mare Liberum’. Het is verschenen in Parijs. Het gaat over de Vrije Zee en is de basis van het Oorlogsrecht geworden.  En nog een plaatje van een boek dat hij schreef in gevangenschap ‘Memorien, mijn intentie’.

Voertaal

De voertaal tussen de geleerden was het Latijn. “Maar om Hugo de Groot te begrijpen heb je ook kennis van het Grieks en het Hebreeuws nodig. En je moet inzicht hebben in de cultuur en het klimaat van die tijd. Zo moet je thuis zijn in de theologische standpunten van de tijd, dat was toen heel belangrijk, met name het remonstrantisme versus het calvinisme. Voorts waren er typisch 17e -eeuwse zeden en gewoonten. Er is was de familietrots, het diplomatiek protocol en de regels van het huwelijksleven. Je moet bijna een wonderkind zijn om dat helemaal te begrijpen.” Wat betreft het huwelijksleven, de vrouw van Hugo de Groot, Maria van Reigersberch, speelde overigens niet de voorgeschreven rol waarbij de man door het huwelijk de iure voogd werd van zijn vrouw.. Zij was bijzonder geëmancipeerd voor de tijd. 

Probeer dan maar eens te beginnen. Nellen besloot een chronologisch raamwerk te hanteren. Daarbinnen koos hij twee thema’s: 1. De relatie tot het vaderland, 2. Controverses in de geleerde wereld. “Ik wilde mijn biografie relevant maken voor de hedendaagse burger. Hugo de Groot was een ruziemaker, hij hield van conflict. Dat was fantastisch voor mij. Zijn tegenstanders pakten hem hard aan. Andre Rivel, een strenge Calvinist, een prediker, had een schotschrift tegen De Groot geschreven. Hij betaalde met gelijke munt terug.  In het conflict tussen Maurits van Oranje en Johan van Oldenbarnevelt koos hij partij. Hij verdedigde het beleid van Van Oldenbarnevelt.“

Tijdgenoot Galilei was een voorloper van de nieuwe tijd en werd daarin gevolgd door Descartes, Spinoza en Newton. “Het ging om empirische wetenschap. Meten is weten. De Verlichting brak aan. Hugo de Groot werd een vertegenwoordiger van de oude wetenschap met de nadruk op eruditie.” Eruditie werd bij de nieuwe geleerden eerder een ballast, dan iets waar je je op voor liet staan. Nellen probeerde Hugo de Groot als wel degelijk innovatief weer te geven. “Hugo de Groot gaf betekenis aan het humanisme.  Hij had een besef van historische distantie – de Bijbel kun je ook zó lezen. Hij vond ook dat historische bron geen absolute zekerheid boden. Zo bezag hij de Joodse cultuur vanuit oosterse culturen, was hij sceptisch in het theologische debat en nam hij het individu als uitgangspunt voor de formulering van zijn Volkerenrecht.”

Nellen besluit: “Hugo de Groot, is net als Galilei een orakel geweest.” En ten aanzien van het schrijven van een biografie: “Je moet zeggen wat je gaat doen en doen wat je gezegd hebt, met respect voor de bronnen.”

Antropologische blik

Het woord is aan Luc Panhuysen. Joke Linders: “Luc Panhuysen, historicus, is begonnen als journalist. Hij schreef voor het Parool en de Groene Amsterdammer, hij heeft diverse biografische boeken op zijn naam. In zijn boek over de Gebroeders De Witt maakte hij van hen echte mensen. Het is een spannend boek geworden, ondanks dat je de afloop al weet.”

Luc Panhuysen zegt dat hij een ‘antropologische blik’ heeft ontwikkeld. “Alsof je je een stam gaat bestuderen in een ver oerwoud.” Hij heeft altijd al boeken willen maken, zegt hij. “Toen ik 8 jaar was schreef ik mijn eerste boek, op mijn 9e  mijn tweede. Oplage 1 stuks. Het heeft iets hopeloos, maar ik haalde er veel bevrediging uit.” Na zijn studie geschiedenis was het moeilijk om op zijn vakgebied werk te vinden. Hij koos voor de journalistiek en werkte zes jaar op de politieke redactie van het Parool. “Het was de tijd van het Paarse Kabinet. Als journalist is het belangrijk mensen te verleiden je artikel uit te lezen. De lezer is wispelturig, leer je al snel. Toen ik begon met mijn boeken zei de uitgever: ‘Luc, schrijf eens wat rustiger.’ Ik leerde dat de spanningsboog van een boek anders is dan die van een artikel.” Na zijn journalistieke periode wilde hij mooie boeken gaan maken, en werd daarbij geholpen door de gemeente Dordrecht, die een boek wilde over de Gebroeders De Witt. “Ik werd gekozen uit de sollicitanten. De gemeente wilde een toegankelijk boek. Ze wisten van mijn boek ‘Jantje van Leiden’, over de Wederdopers, dat heeft ze ook over de streep getrokken.”  

De gemeente Dordrecht en de Dordtse Academie waren zich bewust van het feit dat hun stad Hollands oudste was, die bovendien een belangrijke rol vervulde bij het begin van de Nederlandse staat. “Ze hebben geld opgehaald voor het boek. Er was een begeleidingscommissie met Willem Frijhoff, Paul Knevel van de Universiteit van Amsterdam en een lid van de Dordtste Academie. Ik ben hen heel dankbaar. Ik kreeg veel vrijheid en af en toe corrigeerden ze me flink.”

Ultiem burgerregime

De toon was van belang, de compositie en er moest een goede balans zijn tussen de behandeling van Johan en Cornelis. “Johan was de vergadertijger, Cornelis de praktische persoon die de hoofdrol speelde in de ‘Tocht naar Chatham’.” Beiden spelen hun grote rol in de tijd dat de Oranjes min of meer van het toneel verdwenen, het Stadhouderloze Tijdperk. “Prins Willem II was overleden, Prins Willem III lag in zijn wiegje.  In 18 jaar tijd heeft Johan de Witt een ultiem burgerregime opgetuigd. Dat was in Europa uniek. Hij heeft het Poldermodel opgebouwd, een welvaartspolitiek vorm gegeven. Europa was monarchaal: oorlog was het medium van de koningen. Johan wilde juist oorlog voorkomen, hij wilde handel drijven. De rijke Republiek werd, hoewel ongevaarlijk gevonden door de buren, scherp in het oog gehouden. Nederland moest van zich afbijten en Johan de Witt moest dat organiseren. Hij wilde eigenlijk de macht laten rouleren, maar in praktijk moest hij woekeren. In de oorlogstijd werd hij een soort vervanger van de Prins van Oranje. Cornelis nam de monarchale kant van de republiek voor zijn rekening. In mijn eerste plan nam Johan de bovenkant van de Republiek voor zijn rekening, en Cornelis aan onderkant. Ik wilde laten zien hoe men elkaar de bal toespeelde.”

Maar toen nam hij kennis van het bronnenmateriaal, de ‘snoepwinkel van het Nationaal Archief’. “Klein, groot, publiek, privé, alles zat door elkaar. Er waren 21 boeken met schetsen van brieven (‘minuten’) van Johan de Witt. Johan de Witt had een zakboekje waarin hij van alles noteerde. Daarin kon je lezen wat hij belangrijk vond. Hij mobiliseerde mensen bij de sollicitatie van zijn vader, Jacob, voor een functie van de Rekenkamer. Favoriseren heette dat. Hij schreef brieven naar Rotterdam, Haarlem, Delft en Leiden. Regeren in de 17e eeuw was netwerken. Hij wist mensen te vleien. Mensen schreven uren per dag, zoals wij met het mobieltje zitten. Johan heeft, alleen al in 1664 64.000 resoluties geschreven. De toon is speciaal: hoe vaak ik de term ‘contentement’ niet tegenkwam. En als er over een baby wordt geschreven dan hebben ze het niet over een baby, maar over ‘overwinst’.”

Egalitarisme

Jaloezie bleek een van de sleutelwoorden in correspondentie gebroeders de Witt te zijn. Toen de Gebroeders nog thuis in Dordt bij vader Jacob woonden hadden ze al kennis gemaakt met het fenomeen van de schuimende meute. Thuisplundering hoorde bij de folklore, als er ergens onvrede over was begon het met een optocht van de gildes, daarna kwamen er relschoppers bij. Op naar het huis van de burgemeester! ‘Het volk weet je te vinden.’ “Toen op 6 mei 2002 Pim Fortuijn werd vermoord, zag ik iets soortgelijks rond het Binnenhof. Het klimaat was omgeslagen. Kaalgeschoren mannen met tattoos riepen ‘Melkert moordenaar’. Melkert was bang voor meute en verstopte zich achter de gordijnen. Toen dacht ik : dit is het Nederlands DNA. Nederland was in de 17e eeuw al egalitair land. Johan de Witt heeft geprobeerd te ontsnappen aan dat egalitarisme. Hij eiste bijvoorbeeld een keer dat zijn klerk zijn hoed afnam. De klerk zei: ‘Ik verrek het’. Johan dwong hem er vervolgens toe. De klerk is toen overgelopen naar de Oranje Nassau’s en ging spioneren voor het andere kamp.” We zien een plaatje van de broers hangend als gevilde varkens aan een paal op het ‘Groene Zoodje’.

Vragen uit het publiek: Na 1672 kwam er na het stadhouderloze tijdperk weer een Oranje. Was Willem III de geschikte man voor die tijd of was Nederland beter af geweest als de broers door hadden kunnen gaan? Wat was de houdbaarheidsdatum van de gebroeders De Witt? Panhuysen. “Dat is een ‘what if’ vraag. Johan de Witt is het slachtoffer geworden van zijn eigen buitenlandse politiek. Hij heeft onderschat hoe egoïstisch monarchen kunnen handelen. Johan en Cornelis overspeelden hun hand. Hun leger telde 20.000 man tegen legers van 100.000 van de anderen. Willem III was heel geschikt voor de oorlogstijd, net als Churchill dat later was.”

De rol van de vrouw

Andere vraag: Hoe was de verhouding van de Gebroeders de Witt met Constantijn Huijgens? “Ze leefden langs elkaar heen. Constantijn zat in het oranjekamp. Oranje deed er niet toe in de tijd van de gebroeders. de prins was minderjarig.” Vraag: Kreeg Jacob senior, de vader van Johan en Cornelis de baan bij de Rekenkamer? “Ja. De ‘persuasie’ had resultaat. Je moest de mensen overhalen als je iets wilde. Als je toen geen netwerk had, kon je niet regeren. Johan was de hele tijd cadeautjes aan het weggeven. Het was echt een familieregime.”

De gespreksleider, Joke Linders, concludeert dat beide auteurs totaal verschillend te werk zijn gegaan. “Maar dat kan. Als je het op je eigen manier goed aanpakt en verantwoordt. Wel vind ik de rol van de vrouw onderbelicht.” De auteurs erkennen dat, maar willen er hier wel kort op in gaan. Panhuysen: “Ik heb niet alles kunnen behandelen, Johan was vrij briljant op het gebied van de nieuwe wiskunde, Cornelis deed aan geluidsproeven. Ik heb het weggelaten omdat het meer naar de wetenschap toeging. Maar goed: de vrouw van Cornelis, Maria van Berkel, was een vrouw uit één stuk, de vrouw van Johan, Wendela Bicker was nederiger, ze kon slecht spellen, maar ze leerde zichzelf wel bij.” Nellen over de vrouw van Hugo de Groot, Maria van Reigersberch, ten slotte: “Hugo de Groot was vooral geleerde. Op veel terreinen was hij afhankelijk van Maria. Maria schreef ook prachtige brieven.”

https://www.haagsekunstkring.nl/index.php/voorstellingen/859-biografieen-onder-de-loep-5

Reageren