De band van Karel Appel met Den Haag

De Karel Appel tentoonstelling is vorige week van start gegaan in het Gemeentemuseum. Dat dat juist gebeurt in Den Haag is niet toevallig. Er zijn diverse connecties van Karel Appel met Den Haag.

  1. Er waren al eerdere tentoonstellingen van zijn werk in Den Haag. In 1982 was er een grote tekeningententoonstelling. In 1980 was er het eerste retrospectief Ik wou dat ik een vogel was. In 2001, was er, ter gelegenheid van Appels tachtigste verjaardag  weer een tekeningententoonstelling, ook het Stedelijk in Amsterdam en het Cobramuseum in Amstelveen deden toen mee met resp. schilderijen en beelden.

  2. Als dank doneerde Appel in 2002 een omvangrijke groep tekeningen aan het Gemeentemuseum. Het werd gevierd met een tentoonstelling in het prentenkabinet. In 2005 toonde het museum late ‘combine paintings’ met neonbuizen in de projectenzaal.

  3. De samensteller van het huidige Retrospectief, Franz Kaiser, bouwde een uitgebreide kennis van Appel’s werk op en sprak hem op het eind van zijn leven.

  4. Een vorige directeur van het gemeentemuseum, Rudi Fuchs, bezocht zijn verschillende ateliers en zat een keer of zes voor hem model, zoals hij vertelt in een artikel in de catalogus. Een van die portretten, uit 2005, hangt ook op de tentoonstelling. Het is een olieverfschilderij met een paarse en een blauwe neonbuis.

  5. In 1993 was er een tentoonstelling van een serie grote sculpturen in het Paleis Lange Voorhout – nu ook ressorterend onder het Gemeentemuseum - onder de titel Singing Donkeys: Nieuwe Beelden van Karel Appel.

  6. In 2001 schonk de stichting 750 jaar Den Haag het beeld ‘Frog with Umbrella’ aan de stad Den Haag. Het beeld staat voor de Openbare Bibliotheek bij het kruispunt Spui / Grote Markt-Kalvermarkt. Voor de gelegenheid is het oorspronkelijke beeld uit 1993 vergroot en in brons uitgevoerd.  

  7. Karel Appel was een bekend lid van Cobra. Een aantal Cobra-leden had ideeën de eerste grote internationale tentoonstelling van Cobra in Den Haag te doen plaatsvinden. Uiteindelijk ging dat niet door. De grote tentoonstelling, het hoogtepunt van Cobra, vond in 1949 plaats in het Stedelijk Museum in Amsterdam.

     

Details

Dat laatste nieuwtje vertelde directeur van het Gemeentemuseum Benno Tempel op de perspresentatie afgelopen donderdag. “Een van de belangrijkste Nederlandse schilders van de tweede helft van de twintigste eeuw, met een grote verfbeheersing, een schilder pur sang”, aldus Tempel. “Tien jaar na zijn overlijden kijk je toch weer anders naar zijn werk. Wat opvalt in zijn schilderijen is, dat het grote gehelen zijn, maar in ieder werk zit wel een bijzonder detail. Hij was heel goed in details. Hetzelfde geldt voor Picasso. Het sublieme van hem zit in de kleine details.”

Ook Franz Kaiser, de samensteller van de tentoonstelling, vond dat de afstand van tien jaar goed was om onbevooroordeeld te kijken naar het werk. “Dan zie je dat hij vooral een klassieke schilder was die werkt met de klassieke thema’s:  naakt, landschap en portret.” Met deze thema’s had Kaiser ook de zalen ingevuld: eerst het naakt, dan het landschap, vervolgens het portret en ten slotte een laatste zaal met het thema ‘Appel als filosoof’. De zijzalen behandelden secundaire zaken als ‘om Cobra heen’ en ‘internationaal doorgebroken vanuit Parijs’.

Doorbraak

Voor zijn internationaal doorbraak had Appel heel veel te danken aan de criticus Michel Tapié. Die viel op ‘de ruwe kant van Appel’. Op die manier kon de schilder doorbreken, ook in Amerika,  eigenlijk als enige van de Cobra groep. Dat boeiende verhaal kunnen we lezen in het verslag in de catalogus van een gesprek van Kaiser met een andere Franse criticus, Michel Ragon.

Zijn uitspraak ‘Ik rotzooi maar wat aan’ was een terloopse opmerking. De opmerking is uitvergroot en bleef hangen, aldus Kaiser. ”Hij was zeker een impulsieve schilder, maar hij wist zijn beperkingen. En sommige ruwe schilderijen blijken nauwkeurige uitvergrotingen van eerdere tekeningen te zijn.”

Te zien tot 16 mei 2016.

Tags

Reageren