DIY-folk: de banjo gereanimeerd

Deze september is het VPRO-programma Tegenlicht terug met een nieuwe reeks prikkelende afleveringen over de achtergrond van de actualiteit. De tweede aflevering, 'De nieuwe makers' wordt op 14 september uitgezonden. Do It Yourself is terug. Op zolderkamers en in tuinschuren werkt een nieuwe generatie makers en uitvinders aan de toekomst. De grenzen tussen kunstenaars en publiek vervagen, iedereen is een creatieveling. Zijn we op weg naar een radicaal nieuwe maatschappij? if then is now gaat in samenwerking met Tegenlicht op onderzoek uit en vraagt makers, onderzoekers en historici om hun mening. Aan het woord Niels van Poecke, promovendus en wetenschappelijk docent, over zijn onderzoek naar de wereld van folkmuziek:

In de decennia vóór het internettijdperk werd de markt voor populaire muziek grotendeels gedomineerd door slechts een handvol industrieel georganiseerde mediaconglomeraten (de zogenaamde majors). Sinds de introductie van web 2.0 aan het einde van de jaren '90 zou er echter sprake zijn van wat de Amerikaanse hoogleraar media- en fanstudies Henry Jenkins in zijn boek Convergence Culture (2006) ook wel de opkomst van participatory culture genoemd heeft. Een term waarmee Jenkins verwijst naar het potentieel bevrijdende effect van nieuwe media, die door hun laagdrempelige en interactieve karakter fans in staat stellen om (digitale) platforms en gemeenschappen te vormen, en zo de productie en distributie van media (zoals bijvoorbeeld popmuziek) weer in eigen handen te nemen. In plaats van overgeleverd te zijn aan het aanbod van grote firma's als EMI, Sony, Universal en Warner, die muziek reduceren tot een commodity en hun publiek degraderen tot passieve consumenten, zouden fans door de komst van online platforms als YouTube, Facebook en Mixcloud zelf actief kunnen participeren in het maken en/of delen van muziek. Actieve fans zouden daarmee de klassieke relatie tussen producent en consument kunnen doorbreken en de machtspositie van de majors ondermijnen.

Sinds de publicatie van Jenkins' boek in 2006 — wat vooral een theoretische analyse was van de manier waarop digitalisering voor turbulentie binnen het medialandschap zorgt — is er binnen academische disciplines als de popmuzieksociologie en media- en communicatiestudies discussie over de vraag of de opkomst van participatory culture inderdaad de condities van media- en dus popmuziekproductie gewijzigd heeft. Zo is internetonderzoeker Jakob Nielsen bijvoorbeeld van mening dat het aantal actieve gebruikers slechts een zeer klein percentage vertegenwoordigt van het totaal aantal internetgebruikers: slechts 1 % zou tot deze groep behoren en dus zeer actief betrokken zijn bij de productie en distributie van online content. Dit terwijl 9 % af en toe een bijdrage levert en  de overgrote meerderheid (ruim 90 %) hun activiteit op het wereldwijde web beperkt tot 'lurken'. Anderen, zoals media-onderzoeker Patrik Wikström, wijzen erop dat het aanbod aan popmuziek binnen de geglobaliseerde muziekindustrie nog altijd voor zo'n dikke 70 % bepaald en gedomineerd wordt door de vier hierboven genoemde majors, waaruit geconcludeerd kan worden dat actieve fans al met al weinig verandering hebben kunnen brengen in de oligopoliepositie die zij sinds begin jaren '70 innemen.

Handen-uit-de-mouwen-muziek

Een meer positief geluid komt van de Amerikaanse mediaprofessor en Microsoft-onderzoeker Nancy Baym, die in een serie publicaties op basis van empirisch onderzoek heeft laten zien dat de door Jenkins aangekondigde online participatieculturen wel degelijk de condities van popmuziekproductie veranderd hebben en bovendien ook offline varianten kennen. Met name in het zogenaamde indie-circuit — dat wil zeggen: het door 'onafhankelijke' muziekproducenten ingenomen terrein buiten de invloedssfeer van de grote platenfirma's — is er volgens Baym veel veranderd. De komst van web 2.0 heeft labeleigenaren bijvoorbeeld in staat gesteld om een alternatief businessmodel te ontwikkelen, waarin popmuziek niet gedefinieerd wordt als een commodity, maar als een potentieel middel voor het bouwen van online communities. Bijvoorbeeld door gratis downloads of samples op de website te plaatsen, label-blogs te schrijven, of fans actief te betrekken in potentiele marketingstrategieën, flyeracties of de organisatie van concerten, ontstaat er volgens Baym een gift economy, waarin sociaal kapitaal boven het belang van economische winst geplaatst wordt en waarin een meer egalitaire relatie tussen muzikant en publiek voorop staat.

In een andere studie heeft Baym, samen met collega-onderzoeker Robert Burnett, aangetoond dat ook muziekfans door de komst van nieuwe media (gemakkelijker) in staat worden gesteld om zelf een actieve bijdrage te leveren aan de muziek waar zij een grote waarde aan hechten. Bijvoorbeeld door als amateur-archivist of amateur-journalist te gaan werken, of als curator of organisator van huiskamerconcerten of kleinschalige festivals op te treden. Volgens Baym en Burnett staan tijdens dergelijke door fans georganiseerde evenementen waarden als gemeenschappelijkheid, kleinschaligheid en intimiteit vaak centraal, ter compensatie van de vervreemding die zij ervaren door de transformatie die popmuziek in de loop van de twintigste eeuw heeft doorgemaakt van een sociale en relationele activiteit en collectieve ervaring tot een geïndustrialiseerd, geïndividualiseerd en gestandaardiseerd massaproduct. Zowel letterlijk als figuurlijk trachten dergelijke actieve fans de hiërarchie van het moderne podium te doorbreken, of zoals Baym en Burnett treffend hun motivatie weten te verwoorden: "Their social response to the pleasures of music is situated in deeply meaningful social phenomena that harkens back to much earlier phases of musical history, phases before there was an industry, when music was always performed in communities by locals for locals rather than by distant celebrities for adoring fans".

Coffeehouse folk

Dat is een interessante observatie. Natuurlijk, op zichzelf zijn fenomenen als zelf-productie, zelf-distributie en zelf-organisatie in de wereld van popmuziek allerminst nieuw of revolutionair te noemen. Zij kennen een geschiedenis die teruggaat tot de wortels van de Do it Yourself-beweging (DiY) in de Amerikaanse en Britse skiffle communities van de jaren '50, en die via de punk scenes van de jaren '70 en '80 — waarin DiY tot zelfbewuste ideologie (en lifestyle) verheven werd — tot op de dag van vandaag de hegemonie van de geïnstitutionaliseerde muziekindustrie trachten te ondermijnen. Maar inderdaad, ook ik durf de stelling wel aan, hoe paradoxaal dat misschien ook mag klinken, dat door digitialisering en de komst van web 2.0 bepaalde velden in de (semi-periferie van de) muziekindustrie in de ban zijn van wat je een 'de-industrialisering' van popmuziek zou kunnen noemen.

Zo is het opmerkelijk te noemen dat gelijk opgaand met de democratisering van internet er sprake is van een hernieuwde opkomst en populariteit van Amerikaanse en Britse folkmuziek. Nieuwe genrelabels als 'freak folk', 'New Weird America' en 'indie-folk' zijn in de afgelopen twee decennia door muzikanten en journalisten gemunt en aan de folktraditie toegevoegd, en in de afgelopen vijf jaar heeft ook de muziekindustrie fors bijgedragen aan de popularisering van folkmuziek. Indie-folk acts als Edward Sharpe and the Magnetic Zeros, The Lumineers, Jake Bugg en Mumford & Sons tekenden contracten bij grote indie-labels of zelfs bij majors als Universal Music Group, en doen wat populariteit en verkoopcijfers betreft niet veel onder voor hun kompanen uit de jaren '60. Ook in Nederland is indie-folk populair, gelet bijvoorbeeld op de transitie die indie-label Snowstar Records (Utrecht) doormaakte — zoals op hun website te lezen is — "van punkrock en DiY naar indie-folk en Doing It Together". Of de manier waarop stadsfestivals als Motel Mozaïque (Rotterdam), Le Guess Who? (Utrecht) en Incubate (Tilburg) in de afgelopen tien jaar in toenemende mate folkacts in hun programma hebben opgenomen. Maar denk ook aan de grote hoeveelheid huiskamerconcerten of festivals die door fans en muzikanten zelf georganiseerd worden, zoals de Raspberry Sessions in Utrecht of het Melodica festival in Groningen, of aan de populariteit van het tv-programma De beste singer-songwriter van Nederland. Bovendien, wanneer je door een van de hippe buurten van Utrecht, Amsterdam, Groningen of Rotterdam flaneert, dan is de kans groot dat je in een lokale koffiebar belandt waar bebaarde en getatoeëerde barmannen, naast filterkoffie, biologische muffins en chai lattes, ook akoestische coffeehouse folk serveren. In zijn boek Convergence Culture definieerde Henry Jenkins de online participatieculturen ook wel als de folk cultures van het digitale tijdperk. Wanneer we dit idee doortrekken naar de ‘offline’ wereld, dan zou de opkomst van web 2.0 — en de  mogelijkheid die web 2.0 biedt voor de zelf-productie van muziek — wel eens constitutief kunnen zijn voor de recente populariteit van folk muziek.

Tags

Reageren