Een kleine geschiedenis van De Rijp

De Rijp is rond 1400 gesticht als havenplaatsje voor het nabijgelegen Graft en stelt dan nog niet zo heel veel voor. Twee eeuwen later in 1607 maakt De Rijp zich los van Graft. De bouw van een eigen raadhuis (1630) staat symbool voor de welvaart van het dorp en markeert de nieuwe bestuurlijke zelfstandigheid. Aan het begin van de Gouden Eeuw kan De Rijp zich in rijkdom en inwonertal meten aan stadjes als Purmerend en Monnickendam. Er wordt ook een nieuwe haven gebouwd. Het ‘Schermer Eylandt’ is dan nog werkelijk een eiland, omringd door het water van de grote meren Schermer, Beemster en Starnmeer. Vanuit De Rijp zeilen haring- en handelsschepen rechtstreeks naar de Zuiderzee.

Tijden van welvaart
De zeevaart brengt de dorpen van het Schermereiland een ongekende welvaart. De schitterende oude raadhuizen (in De Rijp, Graft en Grootschermer) en de woningen van rijke reders en kapiteins getuigen daar nog van.
In het kielzog van de haring- en walvisvaart ontwikkelen zich takken van industrie die op het eiland voor grote bedrijvigheid zorgen: scheepsbouw, traankokerijen, zeildoekweverijen en lijnbanen waar hennep uit het Oostzeegebied wordt verwerkt tot visnetten en scheepstouw.

Brand in een dorp vol houten huizen
De Rijp is in de loop van haar geschiedenis meer dan eens getroffen door grote branden. Drie ervan, in 1654, 1657 en 1674, treffen het dorp op het hoogtepunt van haar bloei. Kort na elkaar leggen zij het grootste deel van de huizen in de as. Eén van gebouwen die gespaard blijft is het raadhuis, dat als één van de weinige gebouwen van steen is gebouwd.
De Rijp telt in de zeventiende eeuw veel houten huizen met rieten daken. Die zijn lichter en goedkoper dan huizen van steen.

De grote brand van 1654
In de Driekoningennacht van 1654 luidt in de toren van de Grote Kerk de brandklok.
Een van de hennepklopmolens bij het dorp is in de zware storm in brand gevlogen. Brandende bossen hennep worden door de harde wind als fakkels over het dorp geblazen. Zij dalen neer op de rietgedekte huizen en houten pakhuizen vol touw, hennep, teer en olie.
In korte tijd voltrekt zich een enorme ramp. Ruim 400 woonhuizen, een aantal molens en 150 pakhuizen branden tot aan de grond toe af.

De grote brand verwoest tweederde van het dorp. De grootste rijkdom van De Rijp blijft gespaard: de meer dan zeventig haringbuizen in de haven.

Pas na de derde brand (1674) verbieden de Rijper bestuurders de bouw van geheel houten huizen. Nieuwe huizen moeten een pannendak en tot aan de goot in steen worden gebouwd. Door de economische neergang in 1700 halen deze voorschriften niet veel uit. Er worden maar weinig nieuwe huizen gebouwd en slechts mondjesmaat wordt meer steen gebruikt. Daarom telt het dorp nu nog altijd veel huizen met een houtskelet en een houten topgevel.

Tijden van armoede
Even snel als de welvaart is opgekomen, is het ook weer afgelopen met de economische bloei. De haring- en walvisvangst loopt terug en de rijke reders trekken weg.
In de dorpen van het Schermereiland is werken in de hennepnijverheid voor velen de enige broodwinning. Tot begin 1900 vindt een groot deel van de eilanders hierin een karig bestaan.

Dit artikel is geschreven onder redactie van Land van Leeghwater. Met hun toestemming is het gepubliceerd op deze website.

Tags

Reageren