Eva Kars: "Geef archeologie een plek in de maatschappij"

Archeologie moet meer ingebed worden in de maatschappij, vindt Eva Kars, directeur van archeologisch onderzoeksbureau EARTH Integrated Archaeology. Dit levert winst op voor de wetenschap, de bouw en voor bewoners van nieuwbouwwijken.

Ze is Zweeds maar woont en werkt al jaren in Nederland. Hoe archeologen in Nederland te werk gaan, kan haar nog altijd verbazen. “Gewoon een schop in de grond steken en graven maar. Een chirurg gaat toch ook niet zonder diagnose opereren?” Als archeologen samenwerken met andere disciplines kan het verleden voor mensen tastbaar worden gemaakt, is haar opvatting. Haar bedrijf voor bodemonderzoek doet dit al. Niet voor niets luidt de slogan: “EARTH is meer dan opgraven alleen”. Hoewel ze zelf archeoloog is, geschoold aan de universiteit van Stockholm heeft ze vrijwel geen archeologen in dienst. Haar personeel bestaat uit geologen, biologen, geografen, geofysici. Eva: “Er is zoveel meer dan potscherven en artefacten. We willen het complete plaatje in kaart brengen.”

Landschap 

Het landschap van destijds vormt het uitgangspunt. Door proefboringen te doen op zo’n 5 meter diepte, ontvouwt zich het hele spectrum van pollen, zaden, eencellige organismen, menselijke overblijfselen zoals bot- of vuursteensplinters. "We bepalen of de aardlaag in tact is en of de conditie ervan dusdanig is dat het zin heeft om te gaan graven. Van belang daarbij is dat we kunnen zien of er mensen op een bepaalde plek zijn geweest, in wat voor landschap ze leefden, wat ze aten, wat voor gereedschappen ze gebruikten. Maar ook grote klimatologische veranderingen die appelleren aan problematiek van vandaag de dag, worden zichtbaar. Dijken en dijkdoorbraken waren er in de prehistorie al. De steentijdmens moest zo’n 6.000 jaar geleden zijn leefgebied langs rivier de Eem verlaten omdat de zeespiegel steeg. En als je dat allemaal weet, dan moet er een vertaalslag komen, waardoor mensen ook nog iets aan het onderzoek hebben. Dat is in de praktijk lang niet altijd het geval.”

Archeoloog en projectontwikkelaar: twee werelden

Het begint er al mee dat archeologen en projectontwikkelaars moeilijk met elkaar door een deur kunnen. Eva: “Ze spreken elkaars taal niet. De archeoloog wil kennis vergaren. Voor hem of haar is archeologie meer dan een beroep. Het is een liefhebberij, een passie. Wij archeologen zijn ongelooflijke nerds.” De projectontwikkelaar wil bouwen. Alvorens de bouwactiviteit begint, moet hij archeologisch onderzoek laten verrichten om een omgevingsvergunning te krijgen. Als de archeologie ‘geregeld is’ dan begint het pas voor de projectontwikkelaar. Na het onderzoek geeft de archeoloog advies waarna de gemeente bepaalt wat er gaat gebeuren: de plek vrijgeven voor bebouwing of bij belangrijke vondsten, ze opgraven. De kennis die daaruit voortvloeit wordt uitgewisseld tussen archeologen onderling. In ieder geval verdwijnt de geschiedenis of het verhaal achter zo’n vondst snel uit het blikveld van projectontwikkelaar, die weliswaar heeft betaald voor de opgraving maar nooit precies te horen krijgen wat er met zijn geld is gebeurd. Geen wonder dus dat de projectontwikkelaar het voor de wet verplichte archeologisch onderzoek als duur en lastig ervaart. Na oplevering van de nieuwbouw, is het in veel gevallen alsof er nooit een archeoloog aan te pas is gekomen. Eva: “De nieuwe bewoner weet niet wat voor schatten er onder zijn huis liggen.” Een gemiste kans.

Versplinterd

“Iedereen in Nederland heeft zijn eigen onderzoeksagenda, het rijk, de gemeente, de provincie, de archeologen. Misschien ligt het aan de Nederlandse cultuur,“ filosofeert Eva. Hier gaat het erom je te onderscheiden, om het individu. Zo kan het zo zijn dat er ergens in Nederland belangrijke middeleeuwse resten in de grond zitten, maar je toch vooral moet zoeken naar Romeinse resten, omdat een gemeenteambtenaar er een persoonlijk ding van heeft gemaakt. In Zweden waar ik vandaan kom, telt het collectief. We gaan uit van de onderzoeksvraag: Wat wil ik weten? Er is in Zweden meer historisch bewustzijn onder de bevolking, mensen zijn trots op de cultuur en het verleden. Het wordt er van meet af aan met de paplepel ingegoten. Je kunt de cultuur hier in Nederland niet zo een twee drie veranderen. Maar het zou de archeologie en de consument die meer wil weten van het verleden ten goede komen als er meer selectief gegraven wordt. Het zou toch mooi zijn als er door heel Nederland historische lijnen en vertakkingen lopen? Een plek staat dan niet op zich maar in verhouding tot andere plekken.”

Wat te doen?

“In een vroeg stadium van gebiedsontwikkeling met verschillende partijen om de tafel gaan zitten. Proberen te bedenken wat de ander wil. Spiegelen. De archeoloog wil onderzoek doen en kennis vergaren en de projectontwikkelaar wil bouwen en geld verdienen. Oké, hoe valt dat te combineren? Stel dat je met een proefboring stuit op een aardlaag die vraagt om archeologisch vervolgonderzoek, zeg tegen de project- en gebiedsontwikkelaar: jouw gebied is ongelooflijk belangrijk, om die en die reden, daar moeten we iets mee doen. En dan liever geen tentoonstellinkje, een boekje, of een informatiebord. Te fantasieloos! Hoe dan wel? Geen idee, daar ga ik niet over. Dat moet komen van de designers, grafisch ontwerpers, schrijvers, architecten, kunstenaars, noem maar op. Ik wil graag discussie entameren. Het is crisis, iedereen heeft het over werkgelegenheid die moet worden gestimuleerd. Investeer daarom in manieren om het verleden zichtbaar te maken. Vanuit het raampje van de taxi zag ik in Beijing wolkenkrabbers die de vorm aannamen van tempelleeuwen uit de verboden stad. Of maak er een schoolproject waarbij inderen een deel van de opgraving doen. Geef de mensen een herinnering aan het verleden. Als dit op prikkelende wijze gebeurt, trekt dat weer mensen aan, die geïnteresseerd zijn in het verleden en manieren waarop het verleden een plek krijgt in het heden."

Tags

Reageren