Ik zal je eens wat leuks laten zien

(1957-1962) De sfeer in het Nederland van de jaren vijftig is samen te vatten in één woord: wederopbouw. En die is nodig ook. De Duitse bezetting is desastreus geweest. Het land staat er slecht voor. Veel woningen zijn beschadigd of vernietigd, havens liggen in puin en de infrastructuur is gebrekkig. De Nederlanders zetten onder leiding van premier Drees de schouders onder het herstel. In Amsterdam was de huisvesting vóór de oorlog al een probleem. Door de snel groeiende bevolking in de jaren vijftig wordt dit alleen maar erger. Ook studenten kampen met de woningnood. Je mag van geluk spreken als je in Amsterdam een kamer kunt vinden van 6 m2 voor het in die tijd astronomische bedrag van 85 gulden per maand.

Ei van Columbus

De situatie voor kamerzoekende studenten wordt in de loop van de jaren vijftig steeds schrijnender. Volgens de Algemene Studenten Vereniging Amsterdam (ASVA) staan tegenover elke 100 aanvragen slechts 35 kamers. Het is ‘Zoeken in de woestijn welhaast’, kopt de Volkskrant op 4 september 1961. Prof. Mr. P.W. Kamphuysen vergelijkt Nederland in Forum Academiale zelfs met een Balkanland.

Gabbe Scheltema, president van het studentenreisbureau NBBS, heeft in die tijd regelmatig contact met Nol van Zuiden, oprichter van Pro Civibus, een verzekeringsbureau voor academici. Als ze samen op werkbezoek in Scandinavië zijn, bezoeken ze een aantal studentenhuizen dat zomers aan toeristen wordt verhuurd. Ze zijn zo gecharmeerd van deze formule dat ze besluiten om te kijken of het mogelijk is dit voorbeeld naar Amsterdam te ‘halen’. Het is een creatieve oplossing voor het huisvestingsproblemen van studenten. Terug in Nederland leggen ze het idee voor aan Frits Bolkestein, destijds voorzitter van de ASVA. Bolkestein omarmt het onmiddellijk, sterker nog, hij vindt het ‘het ei van Columbus’. Ruud Klokgieters, voorzitter van de Stichting Amsterdams Studentenhotel wordt ook bij de plannen betrokken. Allemaal bestuurders van vooraanstaande studentenlichamen, geheel in de corporatistische geest van die tijd. Er moet nog heel wat voorwerk worden gedaan, maar op 18 april 1957 is het dan zover: de Stichting Casa Academica wordt officieel opgericht!

Vier studenten doneren elk 25 gulden voor de oprichting van de Stichting Casa Academica, waardoor het startkapitaal van de Stichting 100 gulden bedraagt.

Op naar Kopenhagen

Plannen bedenken is leuk, de financiering van een project als Casa rond krijgen is een ander verhaal. Bij het ministerie van Onderwijs, Kunst en Wetenschappen (OK&W) hebben een paar ambtenaren er echter wel oren naar. Alleen vinden ze alles ‘een beetje te fantastisch’. Daarom wordt in eerste instantie slechts een aanloopsubsidie van 2500 gulden aan de Stichting Casa Academica gegeven. Wat het kersverse bestuur met dit bedrag doet? Een vliegtuig van de KLM charteren… ‘Een Dakota, staat me bij’, aldus de jonge voorzitter Scheltema. En vervolgens vliegen ze met een aantal ambtenaren van OK&W, journalisten en universitaire mensen, in totaal zo’n 30 á 35 personen, naar Kopenhagen om te laten zien dat de Scandinavische formule echt werkt.

Het bezoek maakt zeker indruk en de journalistieke verslaggeving heeft ook effect, maar de overheid is nog niet helemaal overtuigd. Het bestuur krijgt te horen: ‘We gaan niet over één of twee nachten ijs. Jullie moeten eerst zelf wat kapitaal bij elkaar zien te krijgen. Als jullie vijf ton hebben, als inleg, dan willen wij van overheidswege de verdere kosten garanderen voor rente en aflossing.’ Scheltema en Van Zuiden gaan weer samen op stap, dit keer om een startkapitaal te regelen. En dat lukt. Verschillende bedrijven blijken bereid mee te werken. De KLM, de Centrale Verzekeringsbank, de NS… Scheltema: ‘Toen de laatste 20.000 gulden binnen was, hebben we een goede fles wijn besteld. Het ministerie heeft daarna inderdaad het resterende voor de bouw noodzakelijke bedrag voor rente en aflossing gegarandeerd, waarna dit tegen een voor die tijd erg lage rente, circa vier procent, bij diverse pensioenfondsen bij elkaar kon worden gescharreld.’

Voorbereidingen

Voordat er concrete bouwplannen ingediend kunnen worden, moet natuurlijk duidelijk zijn wat de locatie van Casa zal worden. Er is sprake van Buitenveldert of langs de rand van het Vondelpark. Uiteindelijk wordt het de James Wattstraat, dichtbij het Amstel Station. Het gebied rond dit station maakt deel uit van de uitbreidingsvisie van Amsterdam. Het project wordt zelfs getypeerd als één van de vlaggenschepen van de uitbreiding van Amsterdam richting het oosten... Nu kan het bestuur een architect de opdracht geven een ontwerp te maken. Het jonge architectenduo G.J. Bolkestein en A. Bovenberg krijgt de opdracht, waarna het project in handen wordt gegeven van architectenbureau Feenstra in Arnhem, dat alles verder uitwerkt. Clim Meijer tekent voor het interieur, maar zorgt er ook voor dat het complex een aansprekend uiterlijk krijgt.

‘Toen ik voor het eerst met Gabbe uitging, gingen we naar het boekenbal in A’dam. Na afloop zei hij tegen mij: “Ik zal je nog wat leuks laten zien.” We moesten een heel eind rijden en belandden in the middle of nowhere, waar hij heel romantisch zei: “Kijk, dit is de bouwput van Casa!” Dat was in 1959. Ze hebben mij toen gevraagd als secretaresse van het bestuur. We vergaderden altijd bij Van Zuiden, in de huiskamer’, aldus Haas Scheltema-Hekking.

Eerste paal

Op 12 november 1959, na ruim twee jaar van voorbereidingen, wordt de eerste paal geheid voor het eerste grote studentenhuis in Amsterdam, dat in de zomermaanden als hotel zal worden gebruikt. Het is een bijzondere gebeurtenis, maar gaat niet gepaard met officieel vertoon, omdat het weer dat niet toelaat. Het bestuur laat echter wel een persbericht uitgaan waarin het verwachte tijdstip van ingebruikname wordt genoemd en het ministerie van OK&W indirect een compliment krijgt: ‘Deze eerste van de in totaal 443 palen moge dienen als tastbaar bewijs, dat de plannen van de stichting Casa Academica nu tenslotte in het stadium van concrete uitvoering zijn komen te verkeren, zodat, indien aan het tijdschema de hand zal worden gehouden, het gebouw voor de zomer van 1961 in gebruik kan worden genomen. (...) In het bijzonder is van het ministerie van OK&W een buitengewoon enthousiaste en ook effectieve medewerking ondervonden. Afgaande op zijn ervaringen gedurende het afgelopen jaar, zal het bestuur nimmermeer verhalen van inefficiënte en zelfgenoegzame ambtenarij zonder meer voor waar kunnen aannemen.’ Het hoogste punt van de bouw wordt op 9 juni 1961 bereikt, maar de bouw duurt iets langer dan voorzien. In 1962 wordt het opgeleverd. Kosten: 9.021.260 gulden terwijl 6.000.000 was begroot.

In de ontvangsthal van het hotel staat in negen talen het zeespiegelniveau (NAP) aangegeven, ongeveer drieëneenhalf meter hoger dan de vloer. Het is een vreemd idee, maar Casa staat wél in de Watergraafsmeer! Hotelgasten vragen soms om een kamer op de tiende etage...

Utopie verwezenlijkt

Op 18 april 1962 – vlak voor Pasen – wordt Casa feitelijk in gebruik genomen, de officiële opening vindt op 31 oktober 1962 plaats en wordt verricht door minister Cals van OK&W. Tijdens de plechtigheid houden diverse personen een speech, onder wie bestuursvoorzitter Scheltema. Uit zijn woorden spreekt uiteraard een gevoel van trots: ‘Inmiddels is dan toch het gebouw gereedgekomen; met zijn bijna 400 studentenkamers is het het grootste studentenhuis van ons land, en ook, naar ik meen, het grootste hotel. (...) Als men er vlak voor staat, is het ontzagwekkend groot, hoewel de gratie niet ontbreekt; het doet van buiten ook enigszins koel aan. Doch ook hier is van toepassing het door sommige medici gehanteerde adagium “koude handen, warm hart”: het interieur doet warm aan door juiste keuze van kleuren en materialen.’ Vervolgens staat hij stil bij de unieke formule van Casa. De combinatie van studentenhuis en hotel is voor Nederland helemaal nieuw; door een speciale opzet van de bedrijfsvoering kan het project als geheel ongesubsidieerd worden geëxploiteerd en de stichting heeft formeel geen banden met een universiteit of civitas, is dus in feite onafhankelijk. Met de opening van Casa wordt een utopie werkelijkheid. In oktober 1962 trekken de eerste studenten in hun Casa 400-kamer. Het is het begin van een bijzonder tijdperk...

‘Als het een vergissing is, dan is het een briljante vergissing’, aldus minister Cals van OK&W.

Interview

Gabbe Scheltema, medeoprichter, voorzitter bestuur 1957-1995, bestuurslid 1995 tot heden en op 18 april 2007 benoemd tot ere-voorzitter. ‘Toen het Casa-avontuur begon, was ik 26 en nog niet afgestudeerd. Je moest in die tijd eerst twee jaar in dienst, daarna ben ik drie jaar president van het NBBS geweest en heb ik twee jaar in dit project gestoken. Ik ben pas op mijn 33ste afgestudeerd in de rechten en vervolgens advocaat geworden. Dat ben ik – heel fantasieloos – altijd gebleven. Ik heb van dit project een mooie opsteker gehad. En ik ben er altijd bij betrokken gebleven. Tot op heden zit ik in het bestuur. De rol van het bestuur? Heel simpel: opstellen als commissaris. Ik zie Casa als een NV met een directie en commissarissen. Het bestuur is financieel toezichthouder, überhaupt toezichthouder op het beleid van de directie. Misschien wat aanmoedigend, een enkele keer richtinggevend, maar jamais en detail. Dat wordt ‘aan de andere kant’ wel gewaardeerd; alle directies zijn tot nu toe met lof en animo weggegaan. De rode draad in de geschiedenis van Casa is heel saai. Die is namelijk kaarsrecht. Vanaf het begin altijd vol met studenten, de beginjaren waren alleen wel moeilijk qua toerisme. Het Hilton kwam gelijktijdig met Casa klaar, dus de spoeling werd plotseling een beetje dun. Maar zeker de laatste jaren is het allemaal heel goed gegaan. En nu hebben we een kapitaal opgebouwd van een kleine vier miljoen euro en zijn alle leningen afgelost. Dat hadden we toen nooit kunnen dromen…

Tags

Reageren