In Memoriam Wim Noomen II

In Memoriam Wim Noomen II 

Dit is het vervolg van de bloemlezing uit de commentaren die Wim Noomen, overleden op 7 mei 2022, schreef naar aanleiding van mijn druppels en de Vrijdag Zindag. Volgende week hervat ik de normale reeks afleveringen. 

Het opmerkelijke van de Globalisering is dat we, van deelnemers aan een cultuur, toeschouwers zijn geworden. 

Misschien verdient het tonen van een meerbladig identiteitspaspoort aanbeveling bij het aangaan van elk contact met een ander. Om misverstanden te voorkomen. 

Om te voorkomen dat ik mij afhankelijk maak van het beeld dat anderen van mij hebben, heb ik mij aangewend om in het rondje “Kennismaking, wie ben jij, vertel eens wat over jezelf?” nooit meer te beginnen met “Ik doe dit of dat” maar met “ik ben een mens met fouten en gebreken maar ik doe mijn best.” Na enig ongemakkelijk gegrinnik, geeft dat vaak wel een gemeenschappelijke basis om te praten over wat ons als mensen beweegt. 

Het speelse element van spelregels vind ik de mogelijkheid ze te veranderen, bij voorkeur for better maar helaas (te) vaak for worse. 

Ik ben er nog niet uit. Misschien hoeft dat ook niet en mag ik genieten van het Speelkwartier en proberen mijn spel te verfijnen. Maar of ik de spelregels kan veranderen, blijft voor mij een vraag. Nou ja, “Van vragen wordt men wijs” zeiden mijn ouders altijd. Wijze mensen! 

Ik houd van een spel, voor het aangezicht van onze Lieve Heer, waaraan iedereen mag meedoen op een veld dat en in een ruimte die openingen biedt aan gezamenlijkheid. 

Ik heb zelf ook een droom en wel over “De spelende mens voor het aangezicht van de Eeuwige”. Die droom houdt mij (ook) wakker. 

Zou het niet aardig zijn om wat speelser met begrippen en definities om te gaan? 

Macht en tegenmacht. Spel en tegenspel. Ik vind dat een interessante ontwikkeling, waarin gezag moet worden verdiend en niet afgedwongen. 

Ik houd geen pleidooi voor de nuttigheid van kennis, want wat onnutte kennis lijkt kan veel potentie hebben, maar ik denk wel dat we ons af en toe de vraag naar prioriteiten mogen stellen, en moeten proberen vanuit de verwondering te leven, zonder belast te worden door noties als beheersbaarheid en maakbaarheid. Ik zei “ik denk”, maar ik weet het niet. 

Let ik op het zoeken naar zingeving, dan ontkom ik niet aan de gedachte dat deze de laatste jaren zeer “ik-gericht” is en minder op leven als samen-leven. Augustinus had, denk ik, wel gelijk met zijn verzuchting over het onrustige hart. 

(kort voor Kerst)

De goedkeurend knikkende religieuze en wereldlijke machten maakten zich immuun voor de Kerstening. Men wil niet aan een omgekeerde wereld en waant zich onkwetsbaar. Het blijft een ingewikkeld Kind dat de staldoeken als grafdoeken zal afdoen. Verwarrend. “In deze zee verzinken mijn gedachten”. 

(tijdens de Stille Week)

In deze tijd duikt vaak deze zin uit lied 177 van het Liedboek voor de kerken op: “…in deze zee verzinken mijn gedachten.” Het is te groot en verwarrend. God wordt mens en lijdt als mens. In de Psalmen wordt de mens als “bijna goddelijk” omschreven en niet als “gelijk aan God”. Daarin ligt voor mij het verschil tussen “verzoenend lijden” en “lijden” dat nog steeds doorgaat, maar met het perspectief van een tuin rond het open graf. Ik ga uit van Christus als begin van de nieuwe schepping en ervaar daarin de aansporing Hem te volgen, maar waarom dat met zoveel lijden gepaard moet blijven gaan, blijft verwarrend voor een bijna goddelijk mens. Op hoop van zegen maar blijven roeien met de riemen die we hebben.

Gezegende Paasdagen! 

Gun ik mijn medemens een maatschappij, waarin ik bij voorkeur zou willen leven en kan die medemens dat aan of valt zij/hij daarbuiten? Ik zou het daarom wel interessant vinden ideologieën te beoordelen op hun medemenselijkheid. Daarom alsjeblieft geen Rutte IV. 

De politieke deelbelangen in het parlement leveren een chaotische cultuur op, en de belangen van de bureaucratie een robotcultuur, gebaseerd op algoritmes. Zolang kamer en kabinet niet in staat zijn het Gemeenschappelijke Belang van onze samenleving als deel van een mondiale samenleving te schetsen, blijft het, ben ik bang, tobben en “gedoe”. 

Zolang de politieke cultuur niet verandert, zal het behelpen blijven met de politieke structuur. Zolang de “Macht van het Bureau” niet het belang van mensen dient, blijft het Bureau een Desk en wordt het geen Service Desk. Natuurlijk, wij geven de moed niet op, maar een Boetekleed moet de schamele outfit van de kleren van de keizer dan wel vervangen. Alleen de stropdas af is slechts een cosmetische verandering. 

Geen Vrijheid zonder zich Verantwoordelijk te voelen voor en Verbonden met de medemensen. Prediker zei het al: waar er twee nederliggen is het warm en een drievoudig snoer wordt niet snel verbroken. 

Maar ja, zodra de mens zich als autonoom en de maat (!) van alle dingen beschouwt kan de vlag in de kast blijven of op de modderschuit waarmee we het stijgende zeewater opgaan, of stranden op droge vlakten. “Adam, waar ben je?” en “Waar is jouw broeder?” blijven klinken. We moeten maar blijven proberen regelmatig met een klein vlaggetje te zwaaien en roepen: “Joehoe, hier!” 

Schone of vuile handen? Een duivels dilemma. Je inzetten voor de ander of jezelf overwinnen? Aan het kwaad geen kwaad toevoegen? Maar als het kwaad van één kant dan alleen maar groter wordt? Ik kom er niet uit, maar ik hoop dat de Uil het hart raakt van de Slechtvalk!

Als het om de kwaliteit van taal gaat, moet ik vaak denken aan Spreuken 25:11 “Het juiste woord op de juiste tijd is als een gouden appel op een zilveren schaal”. Een druppel van Salomo! 

Met woorden benoemen wij de werkelijkheid, dat wil zeggen “onze” werkelijkheid. Ik denk dat het van bescheidenheid én nieuwsgierigheid getuigt om rekening te houden met en plaats in te ruimen voor een “andere” werkelijkheid. Dat lijkt me alleen kans van slagen te hebben als we ons in de werkelijkheid van de ander durven te verplaatsen én erkennen dat er een werkelijkheid is die we sprakeloos beleven en als (hemelse) muziek, als Lied ohne Worte, in onze oren klinkt. 

Meegevoerd worden op de “vleugels van het gezang” kan plaats hebben zonder dat de inhoud van de boodschap ertoe doet en maakt de woorden inhoudsloos voor de genietende meezinger. 

Met welk doel geven wij zin/betekenis aan wat zich aan ons voordoet? Om te laten zien dat wij het licht hebben gezien, waarmee we harten en hoofden van medemensen kunnen verwarmen en verlichten, of om zelf te “shinen”? 

(Haiku)

Wagen is winnen
Schiet men niet dan mist men doel
Hoop blijven voeden 

Naarmate ik ouder wordt, merk ik dat ik zaken graag simpel wil houden. Haast? Afnemende denkkracht? Toenemend relativeringsvermogen? Een combinatie waarschijnlijk. 

Ook ik ben gefascineerd door en worstel met Godsbeelden. Mijn gedachten komen alleen tot rust wanneer ik denk aan het dubbele liefdegebod. Daar zouden we onze hoofden, harten en handen zo vol aan moeten hebben, dat er weinig tijd overblijft voor het spelen met Godsbeelden. Ook denk ik vaak dat aan de vraag: “Waar is God?” de vraag “Adam, waar zijt gij?” is voorafgegaan. 

Zolang het aan een gezaghebbende toedeling van waarden ontbreekt, blijft het een moddergevecht, ben ik bang. Dus: Nimmer Dralen, Immer Intens Werken, waaraan vroeger “Tot Gods Eer” werd toegevoegd.

Reageren