Velázquez en het spel van de spiegel

Een nieuwe bijdrage in de discussie over de rol van de spiegel in Las Meninas van Velázquez. Eduardo Romaguera stuurde ons een nieuwe reactie. Ditmaal van Carlos Girón.

Het beeld wordt onvermijdelijk bepaald door de blik van de ander. De paradox is dat mijn blik de blik van een ander is die anderen iets oplegt. Ik en de ander komen samen in een blik als twee zijden van een munt. En het beeld, mijn eigen beeld blijft altijd verborgen. Het zit in het doek van Velázquez en het is niet te zien. Foucault (Les Mots et les Choses) zou zeggen: ‘de andere kant van de psyche’ oftewel het ik achter een ander.

Venus in de Spiegel

Dit blijkt uit de ontmoeting met het eigen spiegelbeeld. Dat is alleen waar te nemen als reflectie. Vandaar het belang van de spiegel. In het schilderij Venus del Espejo (Venus in de Spiegel, 1647 – 1651) van Velásquez verdwijnt de ene fictie en komen er andere ficties voor in de plaats.

Als we niet vergeten  dat mijn blik tegelijkertijd de blik van een ander is, is er sprake van een schaduw van ‘andersheid’. Jacques Lacan duidde het belang van het tijdperk van de spiegel in de evolutie van de mens al aan. De spiegel viel een jubelende ontvangst ten deel.

Cartesiaans motto

Volgens Lacan ervaren we ons lichaam op een fragmentarische manier. Maar het beeld dat we zien in de spiegel, het spectaculaire ik, is uit één stuk. En dat komt niet overeen met het ‘gefragmenteerde lichaam’.  Zo ontstaat een ideaal ik,  een van de vele imaginaire identificaties van ons psychische leven.   

Centraal in de Lacaniaanse theorie staat de spoedige voltooiing van de vervreemding van de mens. Die wordt geconfronteerd met het feit dat ‘alle filosofie afgeleid is van het denken’ (Lacan, Schriften I).  In feite stelt Lacan dat het beroemde cartesiaanse motto niet in staat is om vanuit het bestaande ik het denkende ik te kunnen identificeren.  

Identificatieprobleem

De psychoanalyticus van zijn kant zegt dat die twee ‘ikken’ elkaar uitsluiten, met de beroemde formulering ‘Ik denk, dus ik ben niet, ik ben, dus ik denk niet. Als we ons focussen op de konsekwenties  van deze ontmoeting met het beeld, de blik die weer terugkijkt naar zichzelf, dan hebben we een identificatieprobleem.

Als we dit in Lacaniaanse termen weergeven, dan gaat het om ‘de transformatie die een persoon ondergaat wanneer hij uitgaat van een beeld’ (Lacan, Schriften I).  Voor het beeld er zelf is, vindt er communicatie plaats tussen iets van buiten – dat wat bekeken wordt – en iets van binnen – de persoon die kijkt.

Het beeld biedt dit gefragmenteerde lichaam de mogelijkheid zichzelf te zien als eenheid. Maar die is altijd vervormd. Een imaginaire matrix voor het ik –ideaal.

Een glimlach

Kortom, de innerlijke wereld die gefragmenteerd wordt ervaren (Innenwelt) komt in de verbeelding in contact met de buitenwereld (Umwelt)  en dat levert een identificatie op  waarin de werkelijkheid zich op een glijdende schaal bevindt. In de tussentijd beweegt  het Ik zich tussen het symbool en het het beeld.

Dit proces eindigt met een uitdrukking van vreugde. Naar het voorbeeld van de Spaanse schilder kunnen we een glimlach niet onderdrukken als we de truc zien onthuld:  de spiegel achterin het schilderij die de betekenis prijsgeeft.

Tags

Reageren