Invoering van de Euro

Al in 1992 werd in het Verdrag van Maastricht, dat ter oprichting van de Europese Unie diende, onder andere besloten tot de invoering van de euro. Hiermee kwam de realisatie van een Economische en Monetaire Unie (EMU) op gang, hoewel niet alle Europese lidstaten wensten deel te nemen aan de Europese munteenheid.

Voor de invoering 

Op 31 december 1998 werden de onderlinge wisselkoersen tussen de euro en de valuta van de toen elf deelnemende landen definitief vastgelegd. Op 1 januari 1999 was de euro een officieel feit. Vanaf die datum waren de nationale bankbiljetten en munten, in Nederland de gulden, nog slechts verschijningsvormen van de euro. De euro vertegenwoordigde toen al overal dezelfde waarde. Een waarde die werd vastgesteld, en zo nodig gecorrigeerd, door de Europese Centrale Bank in Frankfurt am Main. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de Europese eenheidsmunt "ecu" zou heten, naar de afkorting van “European Currency Unit”. In Duitsland zou deze naam echter als “ekoe” worden uitgesproken en uit opiniepeilingen bleek dat veel Duitsers dit een belachelijk naam vonden, aangezien zij hun munt dan associeerden met een “Kuh” (koe). Daarom besloot men, op het laatste moment te kiezen voor de naam “euro”.

De eerste euro's 

Per 1 januari 2002 werden de euromunten en eurobiljetten officieel in gebruik genomen, in wat wel ‘de grootste geldomwisseling operatie uit de geschiedenis’ wordt genoemd, en werd de euro het wettige betaalmiddel in twaalf Europese lidstaten.

In december 2001 kregen Nederlandse burgers een gratis setje euromunten en konden pakketten euro's ter waarde van 25 gulden bij de banken worden gekocht. Ook in België en de andere 'eurolanden' konden burgers in het bezit komen van eurogeld. De invoering van de euro is in de nacht van 31 december 2001 op 1 januari 2002 in onder andere Maastricht, Brussel en Berlijn feestelijk gevierd.

Internationale geldstromen 

Internationaal gezien heeft de euro het geldverkeer binnen de Europese Unie aanzienlijk vereenvoudigd; waar vroeger met minstens tien verschillende valutawaarden gerekend werd, geldt er nu één. Buiten Europa heeft de invoering van de euro echter ook grote invloed gehad. Wereldwijd heeft de Amerikaanse dollar bijvoorbeeld aan invloed verloren. Nederland al ‘braafste jongetje van de klas’

In het Verdrag van Maastricht werden afspraken gemaakt over het maximum van het begrotingstekort dat was toegestaan voor alle deelnemende lidstaten van de EMU. Dit maximum werd vastgesteld op drie procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP) en een maximale overheidsschuld van 60 procent van het BBP. Deze afspraak werd in 1997 verder uitgewerkt in het Stabiliteit- en Groeipact, met als doel de waarde van de nieuwe Europese munt te waarborgen. De gedachte hierachter was en is dat als in veel landen de tekorten uit de hand lopen, dit zal leiden tot opdrijving van de rente en tot een verzwakking van de munt door hogere inflatie. Een oplopende schuld zou in extreme gevallen zelfs leiden tot het faillissement van overheden, iets wat op dat moment ondenkbaar leek voor Europa.

Hoewel het hier duidelijke vastomlijnde regels betrof, bleken ze in tijden van economische recessie voornamelijk hinderlijk. Duitsland en Frankrijk zagen dan ook in 2003 al reden om deze regels aan hun laars te lappen. De toenmalig Nederlandse minister van Financiën Gerrit Zalm heeft zich hier enorm druk omgemaakt, maar werd toentertijd afgeschilderd als iemand die graag het ‘braafste jongetje van de klas’ wilde zijn en werd niet erg serieus genomen.

Crisis

Staatsschulden liepen op en het vertrouwen in de Euro verminderde. De financiële markten hadden altijd aangenomen dat de staatsschuld van de individuele eurolanden de gezamenlijke verantwoordelijkheid was van alle eurolanden, hoewel dit expliciet uitgesloten was: geen steun van de Europese Bank aan individuele landen. Toen bleek echter in 2010 dat de financiële cijfers voor Griekenland niet klopten en het land er veel slechter voor stond dan was aangenomen. De Grieken konden hun schulden niet meer zelfstandig financieren, waardoor de financiële markten in paniek raakten en zelfs de EMU gevaar loopt. Bovendien kwamen behalve Griekenland, ook Ierland, Spanje, Portugal en Italië in de financiële problemen. Hoewel er een reddingsplan voor de Grieken bestaat en er in Europa met man en macht wordt gewerkt voor het behoud van de euro, kan niet worden uitgesloten dat de gemeenschappelijke munt, de euro, zal ophouden te bestaan.

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 1