Kraak van de Groote Keyser

De Groote Keyser was de verzamelnaam van zes panden aan de Keizersgracht. Het kreeg in de jaren 1970 en 1980 landelijke bekendheid als bolwerk van de Amsterdamse kraakbeweging. De kraak van de Groote Keyser in 1978 leidde tot een gewelddadig conflict tussen de gemeente, de eigenaren van het pand en de krakers.

Sinds het einde van de jaren zestig kwam het in de grote steden steeds vaker voor dat langdurig leegstaande huizen werden open gebroken en bewoond. De krakers waren van mening dat iedereen recht had op passende en betaalbare woonruimte. Zij wilden met hun acties voorkomen dat speculanten van onroerend goed misbruik zouden maken van de schrijnende woningnood en veel te hoge huren vroegen. Vanaf 1965 werden verschillende panden aan de Amsterdamse grachten gekraakt, zoals de Tempel en Vogelstruys aan respectievelijk de Herengracht 96 en 329, de Groote Prins aan de Prinsengracht 349-359 en de Groote Keyser aan de Keizersgracht 242-252.

Beginnend conflict

Toen Amsterdamse krakers de Groote Keyser op 1 november 1978 openbraken en gingen bewonen, stond het pand al een half jaar leeg. Het was eigendom van de Technische Unie, een onderdeel van de Overzeese Gas en Electriciteits Maatschappij (OGEM). De OGEM wilde na de kraak het pand zo snel mogelijk verkopen, maar dat was moeilijk. De krakers publiceerden ondertussen foto’s, adressen en telefoonnummers van speculanten, advocaten, rechters en infiltranten. Bij banken, pensioenfondsen en andere ‘kapitalisten’ werden ruiten ingegooid en het interieur vernield.

Gebarricadeerd fort

Nadat het de OGEM was gelukt om De Groote Keyser in september 1979 te verkopen, besloot de rechter dat de krakers het pand binnen een maand moesten verlaten. De harde kern van de kraakbeweging besloot echter actief weerstand te bieden. Deuren en ramen werden dichtgelast en gebarricadeerd. De krakers richtten een munitiekamer in met ‘knalaardappelen’, rookbommen en molotovcocktails. Op het dak werd continu de wacht gehouden. De krakerscene veranderde het kantoorcomplex in een heus fort, waardoor het zelfs voor krakers onbewoonbaar werd. 

Angst voor dodelijke slachtoffers

Om hun protesten kracht bij te zetten, gooiden leden van de kraakbeweging tijdens een raadsvergadering van de gemeente over een ontruiming rookbommen in de raadzaal.Omdat volgens burgemeester W. Polak de kans groot was dat er bij een gewelddadige ontruiming doden zouden vallen, kwamen de politie en de Mobiele Eenheid niet in actie toen de krakers na een maand nog niet waren vertrokken. Toen de nieuwe eigenaar een deurwaarder inschakelde om ontruiming af te dwingen en daarbij de gemeente om politieassistentie vroeg, weigerde Polak hier gehoor aan te geven.

Kleinere wooneenheden

Door Polaks weigering voor politieassistentie ontstond een ingewikkelde juridische situatie. De gemeente Amsterdam probeerde vervolgens de Groote Keyser aan te kopen en in overleg te treden met de krakers. Het voorstel van de gemeente zorgde voor verdeeldheid in de Amsterdamse kraakbeweging, waardoor deze uiteindelijk zichzelf verzwakte. Door deze onderlinge onenigheid duurde het nog een aantal jaren voordat de gemeente daadwerkelijk plannen kon maken over het tot stand brengen van kleinere wooneenheden in de verschillende panden van de Groote Keyser.

Uiteindelijk kreeg het Gemeentelijk Woningbedrijf Amsterdam de opdracht om verschillende zogenoemde HAT-eenheden (Huisvesting Alleenstaanden en Tweepersoonshuishoudens) te realiseren. De krakers, verenigd in woongroepen, werden door de gemeente aanvaard als de toekomstige bewoners. Tegenwoordig zijn nog steeds woongroepen gevestigd in de panden op Keizersgracht 242-252. 

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0