Watersnoodramp (1953)

Al eeuwen vochten de Nederlanders tegen het water. Die strijd werd vaak gewonnen, maar in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 trokken de mensen aan het kortste eind. De grootste watersnoodramp van de twintigste eeuw kostte 1795 mensen en ontelbare dieren het leven.

Deze ramp ontstond door een combinatie van zeer ongunstige weersomstandigheden en menselijke nalatigheid. Een groot aantal al verzwakte dijken kon het natuurgeweld niet langer aan en door de hoge waterstand kwamen grote stukken land, circa 200.000 hectaren, onder water te staan.

Achterstallig onderhoud

In de eeuwen voor de watersnoodramp waren de Nederlanders er redelijk in geslaagd het water terug te dringen, ook al leek de natuur soms onbeheersbaar. Maar toch, de djken waren niet almachtig. Al in 1928 wisten de landsbestuurders dat de Nederlandse dijken versterking nodig hadden. Er was alleen niet genoeg geld en tijd om dit grote project aan te pakken. Andere projecten, zoals de Afsluitdijk, kregen voorrang.

Toen in 1943 het water bijzonder hoog kwam te staan en op sommige plaatsen over dijken heen spoelde, stond menigeen wederom duidelijk voor ogen dat verbetering van de dijken noodzakelijk was. Vanwege de Tweede Wereldoorlog en de nasleep daarvan was er echter nog steeds geen geld beschikbaar voor het onderhoud van de dijken. Hoe begrijpelijk ook, het besluit om het herstel van de dijken uit te stellen zou een grote fout blijken. Een fout die in de nacht van 1 februari heel wat mensenlevens zou kosten.

Het weer

Op die rampdag waren de weersomstandigheden zeer ongunstig. Op zee ontstond een storm, die uitgroeide tot een orkaan. Deze trok over de Noordzee naar Nederland. Door de harde wind bleef het water van de Noordzee tegen de dijken beuken. Om 03.24 uur bereikte de waterstand haar hoogste punt: 4,55 meter boven NAP. Ongeveer twintig minuten eerder waren de eerste dijken gebroken. Het zeewater spoelde over de dijken heen het land op, waardoor de dijken aan de landzijde houvast verloren en uiteindelijk ineenstortten. In totaal zouden 89 dijken doorbreken. De schade was het grootst in Zeeland en Zuid-Holland. Op Texel vonden ook zes mensen de dood toen daar een dijk doorbrak.

Door het water verrast

Hoewel in de weersvoorspellingen wel degelijk gemeld was dat er een grote storm aankwam en dat deze kon leiden tot hoge waterstanden, hadden de meeste mensen er niet op gerekend dat het zo erg zou worden. Veel mensen in de getroffen gebieden werden in hun slaap overvallen door het water. Pas toen grote stukken land al overstroomd waren, kwamen ze erachter dat ze hun huizen niet meer konden verlaten. In nog ongunstiger gevallen stortten huizen volledig in. Communicatie werd vrijwel onmogelijk, doordat telefoonpalen wegspoelden en radiozenders verstoord raakten.

In de ochtend van 1 februari werd het langzaamaan eb. De mensen probeerden een veilig toevluchtsoord te zoeken of zelfs anderen te helpen. Voor de rest van Nederland was het nog niet duidelijk wat er was gebeurd, aangezien alle verbindingen verbroken waren. 's Middags kwam er echter weer een vloed op, die nog verwoestender bleek te zijn dan de nachtelijke storm. Veel huizen die nog overeind stonden na de eerste overstroming konden een tweede aanval van het water niet aan en bezweken alsnog. Voor degenen die in het water terecht kwamen, was er geen houvast meer te vinden. Voor velen kwam de hulp dan ook te laat.

Hulpverlening

De hulpverlening van buiten de getroffen gebieden kwam ook pas een dag later, op maandag 2 februari, echt op gang. Ook andere landen (waaronder Canada en België) boden hulp aan. In de avond van 3 februari ging de storm definitief liggen. Sommige mensen zaten nog vast in het rampgebied, maar er vielen geen doden meer. Enkele dagen later werden de evacuaties voltooid.

Koningin Juliana, prins Bernhard, kroonprinses Beatrix en prinses Wilhelmina brachten een bezoek aan de getroffen gebieden. Vanuit binnen- en buitenland bleven hulpgoederen binnenstromen, zelfs zoveel dat het Rode Kruis op 4 februari de bevolking opriep om géén kleding en meubilair meer te sturen. Veel hulpgoederen werden niet tijdens de Watersnoodramp gebruikt. Een deel werd naar West-Berlijn gezonden, een ander deel naar oorlogsgebieden in Korea. Door het overschot aan hulp bleken veel slachtoffers na de ramp financieel beter af te zijn dan daarvoor. Dit feit leefde in Zeeland voort in het cynische grapje: 'Heer, geef ons heden het dagelijks brood en elke vijf jaar een watersnood'.

Gevolgen

De Watersnoodramp zorgde ervoor dat de Nederlandse bestuurders zich bewust werden van het feit dat er nu toch écht iets gedaan moest worden aan de dijken. Allereerst gingen dijkwerkers en vrijwilligers aan de slag om de dijken voorlopig te dichten. Daarna konden definitieve oplossingen uitgevoerd worden. De Deltawerken kwamen voort uit deze vastberadenheid om nooit meer van het water te verliezen.

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0