Helga Ruebsamen

Helga Ruebsamen, in 1934 in Batavia geboren, begon te schrijven op haar zevende jaar. ‘In de oorlog was dat, om mezelf terug te toveren naar Indië. En dat lukte ook nog, althans in de geest.’

Na haar schooltijd op het Maerlantlyceum vluchtte ze voor haar keurige omgeving en het saaie Den Haag naar Parijs, waar ze balletlessen volgde. Weer terug in de residentie ging ze als journaliste werken bij dagblad Het Vaderland. Zo kwam ze in contact met andere kringen, de bohème, gajes en de beau monde.

Reinold Kuipers

Aanvankelijk dacht ze niet aan publiceren, ‘Mijn extra levens hoefden niet naar buiten.’ Eind jaren vijftig stuurde haar eerste echtgenoot Serein Pfeiffer buiten haar om een paar verhalen op naar de jury van de Reina Prinsen Geerligsprijs. Ze kreeg tot haar schrik een aanmoedigingsprijs. Reinold Kuipers van uitgeverij Querido wist haar over te halen de verhalen toch maar te publiceren, maar er waren vijf jaar nodig voordat ze hiertoe overging.

Aanvankelijk dacht ze niet aan publiceren, ‘mijn extra levens hoefden niet naar buiten.’ Eind jaren vijftig stuurde haar eerste echtgenoot Serein Pfeiffer buiten haar om een paar verhalen op naar de jury van de Reina Prinsen Geerligsprijs. Ze kreeg tot haar schrik een aanmoedigingsprijs. Reinold Kuipers van uitgeverij Querido wist haar over te halen de verhalen toch maar te publiceren, maar er waren vijf jaar nodig voordat ze hiertoe overging.

Kameleon

Haar debuut De Kameleon en andere verhalen verscheen in 1963. Daarin trad een wonderlijke stoet personages aan, kenmerkend voor haar werk. Daarna volgden twee romans en een verhalenbundel. En daarna viel het stil, geruime tijd.

Een writer’s block is iets dat de meeste schrijvers vroeg of laat wel eens overkomt. Maar zeventien jaar lang niets meer publiceren, zoals Helga Ruebsamen deed, is zeer uitzonderlijk. ‘Toen ik in 1971 voorlopig ophield met publiceren, had ik me voorgenomen alleen nog Het Perfecte Verhaal te schrijven. Maar dat kwam niet.’

In 1988 besluit ze alsnog een punt te zetten achter een aantal van haar vroegere verhalen en deze te bundelen. Op Scheveningen wordt met groot gejuich ontvangen. Ook in deze verhalen spelen de bekende Ruebsamen-elementen weer een grote rol: vrouwen die worstelen met drank, ouderdom en verval, absurde situaties, macabere humor. Bijna in al haar verhalen speelt het anti-burgerlijke een rol. Deftige mensen hebben steevast boerse gewoontes, vloeken of doen aan smerige seks. Huwelijken zijn voor niemand een genoegen en overspel is aan de orde van de dag.

Gordel van Smaragd

De eerste vijf jaar van haar leven bracht Helga Margot Erika – dochter van een Nederlandse moeder en de joodse, Duitse arts Rübsamen, in het paradijs door: het tropische Batavia-Weltevreden, hoofdstad van het toenmalige Nederlands-Indië. Van 4 september 1934 tot begin 1940 groeide ze op in de gordel van smaragd, maar toen de Tweede Wereldoorlog leek uit te breken kwamen de Ruebsamens naar Nederland. Snel moest het gezin onderduiken toen de Jodenvervolging begon. Helga Ruebsamen later in een interview met Arjan Peters: ‘Uit het tropische klimaat kwamen we de Hollandse winter binnen. De grauwheid  staat me nog bij. Van Indië herinner ik me de kleuren en de geuren.’

Haar moeder – een struise Hollandse – had haar vader leren kennen in de Indische archipel. Rübsamen was een joodse arts die na de eerste wereldoorlog In Berlijn had gewerkt en daar in de gay twenties kennis had gemaakt met kunstenaars als George Grosz en Kurt Tucholsky. Ruebsamen: ‘Mijn Duitse achtergrond is nog zichtbaar in mijn achternaam, die ik minder Duits heb willen maken door de Umlaut op de ‘u’ er af te gooien en er een ‘e’ achter te zetten.’

Nachtleven

De plek waar de Ruebsamens in zulke naargeestige omstandigheden terugkeerden, was het Benoordenhout, een bourgeoisbuurt tussen Wassenaar en Scheveningen. ‘Een soort broedplaats voor blazers en plooirokken’, zal Ruebsamen de wijk later typeren. Na haar middelbare school neemt Ruebsamen een baan aan als journalist bij het Haagse dagblad Het Vaderland. Via deze krant leert ze niet alleen het journalistieke metier kennen, maar ook het Haagse nachtleven en de ietwat verlopen beau-monde die daarbij hoorde.

Het zal de stof vormen voor veel van haar verhalen, die ze aanvankelijk voor haar eigen plezier schrijft. Een van die verhalen wordt door haar man in 1963 opgestuurd naar de jury van de Reina Prinsen Geerligsprijs, die ze prompt wint. ‘Ik schreef die verhalen niet om ze te publiceren, maar deels als bezwering, deels als oefeningen voor het volmaakte verhaal.

Het lied en de waarheid

Begin jaren negentig wordt Ruebsamen docent aan de schrijversvakschool ’t Colofon in Amsterdam, waar ze onder anderen Hermine Landvreugd begeleidt. ‘Ze zou waarschijnlijk ook schrijfster zijn geworden zonder die vakschool, maar het voordeel is dat die het proces bekort. Wat ik in vijftien jaar journalistiek heb geleerd, wordt daar teruggebracht tot een paar jaar.’

In 1997 verschijnt Ruebsamens grote autobiografische roman Het lied en de waarheid, die door de meeste recensenten zeer positief wordt besproken en genomineerd wordt voor de Gouden Uil en de Libris Literatuurprijs. Men roemt vooral het feit dat ze met deze roman ook heeft laten zien ‘een omvangrijk en samenhangend geheel’ te kunnen schrijven – iets wat bij haar vorige romans volgens hen nog wel eens ontbrak.

Beer is los

Toch blijft Ruebsamen volgens de meeste critici bovenal een verhalenverteller – een literaire kunst die in Nederland niet altijd even hoog wordt ingeschat als romancier. Ook de verhalenbundel Beer is terug mag zich verheugen in veel positieve aandacht. Trouw’s Tom van Deel noemt het boek ‘een vitale verhalenbundel, waarin het plezier van het vertellen van elke bladzij moeiteloos is af te lezen. Ze lijken wel te kwispelen, net als het antwoordapparaat van de ontgoochelde verwarmingsmonteur op bladzij honderdvijf.’

In 2001 krijgt Ruebsamen de tweejaarlijkse Annie Romeinprijs van het maandblad Opzij voor haar gehele oeuvre. De prijs is bedoeld voor schrijfsters die met hun werk de emancipatie van vrouwen ondersteunt en verder helpt.

White-trash verhaal

De laatse jaren verschenen Ruebsamens verhalen in twee delen, Jonge liefde en oud zeer, deel 1 en 2. Aleid Truijens in de Volkskrant over deze bundels: ‘Haar verhalen uit de laatste bundels zijn de beste als het gaat om de compositie – zoals het schitterende ‘Op Scheveningen’, een onvervalst Nederlands white trash-verhaal (...) Soms is er in de verhalen een ‘wij’ aan het woord. Het zijn de ‘wij’ die vrolijk meehobbelen met de verworpenen, die na sluitingstijd van het café de drankvoorraad helpen opmaken, maar die met een been in een geordend leven staan, en steeds net terugdeinzen voor de afgrond.

Anna Bijns Prijs

In 2003 kreeg Helga Ruebsamen de Ana Bijns Prijs voor haar gehele oeuvre. ‘Ze schrijft sprankelend, baldadig en hartstochtelijk’, aldus het juryrapport.

Met dank aan uitgeverij Contact en Martje Breedt Bruyn, Vrij Nederland 15/11/2003

Functie / titel:
auteur
Plaats geboorte:
Batavia
Sekse:
Vrouw
Woonplaatsen:
Batavia, Den Haag, Parijs, Den Haag
Persoonscategorie:

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0