Sint Dionysiuskerk (Goirkese kerk)

Horizontal tabs

Beschrijving

Inleiding

R.K. KERK van Sint Dionysius uit 1835/1938. De kerk heeft een schip in Neo-Gotische stijl (1835) en een viering, transept en koorpartij (1938) in de Traditionalistische trant van Kropholler. Het schip, het oudste deel van de kerk, is het oudste Neo-Gotische katholieke kerkgebouw in Nederland. Het is een ontwerp van architect H. Essens (Oisterwijk). De viering, transept, koorpartij, vier kapellen en sacristie zijn een ontwerp van architect C.H. de Bever van het architectenbureau Kooken (Eindhoven) en vervangen de koorsluiting van 1835.

Ter vervanging van een stenen kerk uit 1724, die een lemen schuurkerk uit 1698 verving is op dezelfde plaats deze kerk gebouwd onder toezicht van Rijkswaterstaat. Op 19 mei 1835 wordt de kerk aanbesteed en gegund aan de firma Cornelis de Laat (Gorinchem). De totale bouwkosten bedragen: f 90.036,--. De eerste steen wordt gelegd op 19 augustus 1835, door pastoor W. van der Ven. De inzegening vindt plaats op 10 oktober 1839 door Mgr. H. den Dubbelden, toen nog administrator apostolicus van het voormalig bisdom 's-Hertogenbosch. 1). De inwijding geschiedt op 4 juli 1843 door zijn coadjutor, tevens pastoor van de kerk van het Heike, Mgr. Zwijsen. Door persoonlijke bemiddeling van de prins van Oranje, de latere Willem II, krijgt het kerkbestuur een ruime bouwsubsidie. 2). Essens past de beginselen van de Gotiek toe, zodat men de kerk typeren kan als "Waterstaatsgotiek". In 1903 krijgt de kerk een nieuwe voorgevel, bekroond door een Neo-Gotische spits. Oorspronkelijk bevond zich op de voorgevel een klokkenkamer in de vorm van een peperbus. Tevens kregen de zijbeuken nieuwe lessenaarsdaken. Oorspronkelijk bevonden zich hier schilddaken. In 1937 ontstaat bij het toenmalige kerkbestuur, geleid door pastoor Sprengers, de gedachte een geheel nieuwe kerk te bouwen en wel op dezelfde plaats. Omdat de eredienst gewoon door moest kunnen gaan en waarschijnlijk de financiën onvoldoende waren, zou de nieuwbouw in fasen gerealiseerd moeten worden. De opdracht krijgt C.H. de Bever van het architectenbureau "Kooken" (Eindhoven). De eerste fase is een vergroting van de kerk aan de oostkant met een nieuw koor, zijkapellen met altaren, transept en een sacristie. Juist voor het honderdjarige bestaan van de kerk, in 1938, wordt deze nieuwbouw gerealiseerd. De eindconceptie, zoals die na de tweede fase (de vervanging van het schip) bereikt zou worden is door allerlei omstandigheden niet uitgevoerd. Zo vormt de nieuwbouw (eerste fase) nu samen met de oude kerk een geheel van een opvallende kwaliteit. Bij de restauratie van 1966 is de spits op de voorgevel van 1903 weer verwijderd.

Omschrijving

De driebeukige kerk heeft een basilikale opbouw. Ze is georiënteerd. Het schip ligt onder een zadeldak met een tuitgevel aan de straat voorzien van een oplopend spitsboogfries. De zijbeuken hebben een lessenaarsdak met een rechtgesloten spitsboogfries aan de straat. Schip en beuken zijn zeven traveeën diep, voorzien van steunberen. Het schip heeft drie- en in de zijbeuken vierdelige spitsboogvensters met stenen traceringen uit 1869 met drie-, vier- en vijfpasmotieven. Het koor heeft een vijfhoekige sluiting voorzien van steunberen met aan de binnenkant een ronde absis waarin zich twee spitsboogvensters bevinden. Het geheel liggend onder een vijfhoekig geknikt tentdak. Beide transepten zijn twee traveeën diep, tussen de traveeën en op de hoeken voorzien van zware steunberen. Ze liggen onder een geknikt zadeldak met op de kop een tuitgevel waarin een vierdelig spitsboogvenster met bakstenen traceringen voorzien van visblaasmotief. Iedere travee van het transept bevat een dubbel spitsboogvenster. De westgevel uit 1903, heeft een geleding in drieën en een driedelige opbouw. Hij heeft een uitgebouwde hoofdingang, die zich in de hoogte uitstrekt tot de derde geleding. Deze ligt onder een klein zadeldakje voorzien van een tuitgevel en bekroond door een hardstenen ezelsrug. Het spitsboogportiek heeft een dubbele deur met een vierpasmotief in het bovenlicht. Boven dit portaal een driedelig spitsboogvenster met traceringen van drie- en vierpasmotieven. De middelste travee bevindt zich tussen haaks geplaatste steunberen. Een bescheiden zij-ingang met één deur en eveneens een vierpasmotief in het bovenlicht flankeert de hoofdingang. In de nissen, boven de zij-ingangen in de tweede geleding bevinden zich gietijzeren H. Hart- en Mariabeelden. In de zijtraveeën heeft de bovenste geleding van de westgevel een oplopend spitsboogfries. De eikenhouten deuren hebben gesmeed hang- en sluitwerk.

De kerk bezit zes uitgebouwde kapellen. De H. Hart- en Mariakapel flankeren het koor. Beide liggen onder een zadeldak met op de kop een tuitgevel voorzien van een vijfhoekige koorsluiting met steunberen onder een dito tentdak. De sluiting bevat twee spitsboogvensters. Aan het kerkplein flankeren de Piëta- en doopkapel het schip van de kerk. Beide hebben een zadeldak en een vijfhoekige sluiting waarin drie spitsboogvensters onder een tentdak. In de oksel van het linkertransept bevindt zich de Lourdeskapel en in het rechtertransept de kapel van de H. Familie. Ze hebben een geknikt zadeldak met op de kop een tuitgevel. In de gevels een dubbel spitsboogvenster. Opvallend is de zware vieringtoren annex klokkentoren op rechthoekig grondvlak met een boogfries onder het schilddak en bekroond door een angelusklokje en torendak. In de richting van beide transepten is de toren door steunberen geschraagd. De galmgaten hebben een dubbele rondboog gescheiden door een deelzuil met teerlingkapiteel. De sacristie heeft een T-vormige plattegrond met een samengestelde dakvorm van schild- en zadeldak. Het laatste dak heeft op de kop een tuitgevel. Het opgaande werk bestaat uit rode handgevormde baksteen. Het deel uit 1835 en 1903 is gemetseld in kruisverband en het deel uit 1938 in wild verband. Het metselwerk wordt afgewisseld door natuursteen voor traceringen, afzaten, dorpels en dergelijke. Onder de dakrand bevindt zich siermetselwerk. De westgevel en steunberen hebben bovendien een hardstenen rand in de plint; tevens zijn hier rond de muuropeningen en boogfries profielstenen toegepast. In het werk van De Bever zijn bij de muuropeningen, tuitgevels, boogfries en dergelijke natuurstenen aanzet- en sluitstenen verwerkt. De torengoot is eveneens van natuursteen. De daken zijn voorzien van natuurstenen leien in Maasdekking met op de torendakjes koperen pironnen. De toren bevat naast het angelusklokje en een torenuurwerk met vier vergulde wijzerplaten, vier luidklokken met de volgende gewichten: 2350, 1350, 650 en 375 kilogram.

Het inwendige van het schip heeft aan weerskanten zes vrijwel vierkante pijlers van waaruit de scheibogen zonder kapitelen opgaan. Ze schragen de ribben van de gestucte kruisgewelven, die het schip en zijbeuken overhuiven. In de middenschipswand een blind- of pseudotriforium met acht nissen per travee, waarboven de driedelige vensters van de hoge lichtbeuk, waarvan het onderste gedeelte uit blind traceerwerk bestaat. Opmerkelijk is de polychromie uit 1907 van gestileerde plantenmotieven naar ontwerp van P.J.H. Cuypers (Roermond) en uitgevoerd door Dorus Hermsen, voor het 25-jarig priesterfeest van pastoor Johannes Baptista Bots. Op de scheibogen en de gewelven van het middenschip zijn deze polychroomwerken nog goed bewaard gebleven. De absisschildering uit 1938 is van J. ten Horn. De viering heeft een houten zoldering. In het transept gestucte tongewelven. In de kerk bevinden zich negentien gebrandschilderde glas-in-lood ramen, onder andere van P. Clijsen (Tilburg) en van P.J.H. Cuypers (Roermond/München) 3). De kerk bezat een Neo-Classicistisch hoofdaltaar uit de eerste helft van de 19e eeuw. Voor dit altaar schilderde J.A. Wiertz (1806-65, Dinant) een afbeelding van de onthoofding van de martelaar Dionysius, die nu in het linker transept hangt. Wiertz gaf deze schildering, die hij in drie dagen maakte, aan de kerk ten geschenke. De opmerkelijk vakkundige eikenhouten preekstoel uit 1853 is van de beeldhouwer G.B. Peters (Antwerpen), naar ikonografische aanwijzingen van pastoor W. v.d. Ven. 4). De doopvont, uit 1876, is het jubileumgeschenk voor pastoor-deken Van de Ven, gemaakt door de edelsmid M. Bertou (Antwerpen). De oorspronkelijke hardstenen doopvont is uit 1570-79. De plaats van herkomst is onbekend. De gebeeldhouwde biechtstoelen in Neo-Barok/Rococotrant uit 1860-63 komen uit het atelier van de Gebroeders Goossens ('s-Hertogenbosch). Twee klaviers pneumatisch orgel gemaakt door de gebroeders Smits uit Reek in 1905 met 31 registers. Het zangkoor is bij deze gelegenheid uitgebreid tot aan de eerste pilaren en door J.W. Ramakers (Geleen) voorzien van een eikenhouten balustrade. Ramakers leverde later ook de twee bazuinengelen voor het orgel. De romantische kruiswegstaties op linnen, geschilderd door A. Brouwers (Hilversum), zijn in 1890 in de plaats gekomen voor de staties, die in 1840 door J.F. Hutten (Tilburg) waarschijnlijk als fresco's direkt op het onderliggende pleisterwerk zijn geschilderd. Het interieur van de kerk wordt verder opgesierd door 34 beelden, het grootste aantal is van hout (zeven zijn gepolychromeerd), twee van koper en een is van steen. Twee houten beelden dateren uit de 17e eeuw. 5).

Waardering

De kerk is van algemeen belang. Het gebouw heeft cultuurhistorisch belang als bijzondere uitdrukking van de ontwikkeling van het katholicisme in de negentiende eeuw, in het bijzonder de stichting van kerken ter plaatse van oudere schuurkerken; het is tevens van belang als voorbeeld van de typologische ontwikkeling van dergelijke kerkcomplexen. Het heeft architectuurhistorisch belang als eerste voorbeeld van katholieke kerkbouw in Neo-Gotische vormentaal en vanwege de plaats in het oeuvre van de respectievelijke bouwmeesters H. Essens en C.H. de Bever, vanwege de hoogwaardige esthetische kwaliteiten van het ontwerp en vanwege de rijke inventaris.

Het geheel heeft ensemblewaarden als onderdeel van een groter geheel, de lintbebouwde Goirkestraat, dat cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en stedenbouwkundig van nationaal belang is; tevens wegens de situering, verbonden met de ontwikkeling van de stad en de bijzondere betekenis van het complex voor het aanzien van de stad. Het is van belang wegens de architectuurhistorische, bouwtechnische, typologische en functionele zeldzaamheid.

Noten:

1) In de literatuur wordt echter de datum van 1 oktober 1839 vermeld, zoals in het "Gedicht ter gelegenheid der inzegening van de nieuwe kerk te Tilburg aan het Goirke door Zijne Hoogwaardigheid Hendrikus den Dubbelden 1 October 1839", 32 bladzijden).

2) Na enkele tevergeefse rekesten van het kerkbestuur in 1834 om subsidie voor de bouw van de kerk te krijgen bood de prins van Oranje, die tijdens een verblijf in Tilburg de schuurkerk bezocht, zijn bemiddeling aan. Hij laat een rekest indienen bij Willem I, die bij Koninklijk Besluit van 28 november 1834 nummer 121 een subsidie verleent van f 25.000,--. Opvallend is de grootte van het ontvangen bedrag, andere kerkbesturen in Brabant kregen slechts ca. f 4.000,--. Voorwaarden onder andere: het werk moest uitgevoerd worden "overeenkomstig de laatstelijk overgelegde teekeningen en bestek, zullende echter dat bestek moeten worden gewijzigd naar de verbeterde redactie van den Hoofdingenieur van de Waterstaat in de prov. N. Br."; het werk moet uitgevoerd worden onder oppertoezicht van laatstgenoemde of van een door hem aangewezen ambtenaar, maar het "dagelijks opzicht" mag overgelaten worden aan een door het kerkbestuur op eigen kosten aangewezen opzichter.

3) De gebrandschilderde glas-in-lood ramen, onder andere van P. Clijsen (Tilburg) en van P.J.H. Cuypers (Roermond/München) zijn: 1. Eerste H. Mis van Petrus (Peerke) Donders in deze kerk in 1841; 2. Doop van Peerke Donders in de oude schuurkerk grenzend ten noorden van deze kerk (huidige kerkhof); 3. Visioen van Norbertus over zijn toekomstige orde; 4. H. Oda bij het graf van de H. Lambertus; 5. H. Lambertus geeft in 696 te Herstal namens Pepijn van Herstal aan H. Willibrord en zijn Benedictijnen monniken volmacht om in zijn gebied te preken. (geschenk van J. van Laarhoven); 6. H. Dionysius, Rusticus en Eleutherius in de kerker (geschenk van Jo Eras); 7. Christus tot Petrus: weidt mijn lammeren (geschenk van Henricus Eras en Maria Jansen bij hun 25-jarig huwelijk op 21 juni 1929); 8. noordtransept: a. Pastoor van Ars; b. St. Franciscus; c. Petrus Donders (P. Clijsen); 9. God de Vader kijkt; 10. Christus geeft aan de engel; 11. H. Maria Alacoque (1958) Maria Magdalena; 12. zuidtransept: a. H. Willibrordus met kerk Loven; b. H. Onbevlekte Ontvangenis met kerk Heikant; c. H. Antonius van Padua met kerk Hoefstraat; 13. a. Vincentius a Paulo met kerk Gasthuisstraat; b. H. Dionysius met kerk Goirke vóór 1939; c. H. Leonardus van Veghel met kerk Besterd (P. Clijsen); 14. a. H. Pastoor van Ars; b. Franciscus van Assisi; c. Petrus Donders; 15. a. H. Benedictus; b. Clemens Maria Hofbauer; c. Benoit Labre; 16. O.L. Vrouw van Fatima; 17. O.L. Vrouw van Lourdes; 18. in de absis van 1945 Michael met de draak; 19. in de absis van 1945 Joannes op Patmos.

4) Eikenhouten preekstoel uit 1850; van de beeldhouwer G.B. Peters (Antwerpen) naar de ikonografische aanwijzingen van pastoor W. v.d. Ven. Op het kruisvormig voetstuk vier knielende figuren, die vier werelddelen voorstellen: Europa - Azië - Afrika - Amerika (met vederbos); hiertussen stond oorspronkelijk een Christusbeeld, zittend op de wereldbol; Christus hield een banderole vast (fragmentarisch bewaard) met de tekst:.... docenta omnes gentes; op de wereldbol staan in reliëf de tekens van de dierenriem. Latere kerkelijke opvattingen verzetten zich tegen deze wijze van uitbeelden. Het Christusbeeld en de wereldbol zijn daarom in 1912 verwijderd; ze staan nu opgesteld in de kerk; hoogte 200 cm. Op de kuip reliëfs van de vier westerse kerkvaders; op de hoeken de beelden van de vier evangelisten, zittend gedragen door consoles met de voorstelling van hun symbool. De trapleuning heeft Neo-Gotische ornamenten en is versierd met vier reliëfs, voorstellend: de bergrede - prediking van Petrus - zending der apostelen - en - prediking door Paulus; als trappalen fungeren twee staande engelen met banderole waarop respectievelijk de teksten: Fides ex auditu, auditus auditus autum per verbum Christi. Rom. X, 17- Quododo vero praedicabunt nisi mittantur. Rom. X, 15; op de rand van het klankbord vier engeltjes en reliëfs (voorstellende God de Vader - Petrus - Paulus - Willibrordus). Verwijderd maar bewaard zijn twee engelen met bazuin en banderole (Rom. X, 19) die het klankbord droegen; op het klankbord stond een beeld, de Godsdienst voorstellend; dit is blijkbaar verdwenen. De wijzigingen van 1912 zijn, onder leiding van P.J.H. Cuypers uitgevoerd.

5) De 34 beelden zijn:

- H. Norbertus, ca. 1700, lindehout; bekleed met het pallium, de monstrans in de rechterhand, is niet verdwenen zoals staat te lezen in de inventarislijst van het kunstbezit van de kerk, blz. 1, maar ligt volgens informatie op de zolder van de kerk;

- H. Quirinus, ca. 1700, lindenhout; gekleed als krijgsman, met helm, maliënkolder, mantel en rijglaarzen; op zijn borst hangt een medaillon. In 1947 geverfd; thans is de verf verwijderd.

Literatuur: J. Donders, kerkelijke kunst in Tilburg, in "Rooms Leven", Tilburg XXXI,10,1947 pag. 2;

- Twee engelen, XVIII, eikenhout, hoogte 145 cm. Zij zijn afkomstig van de preekstoel en droegen het klankbord, in hun handen een bazuin en banderole (Rom. X, 19).Eenvoudige restauratie nodig.

Literatuur: Mem. par. p. 10-11;

- H. Norbertus, XIX, witgeschilderd hout; bekleed met het pallium, superplie en schoudermanteltje, in zijn rechterhand houdt hij een monstrans, aan zijn voeten de mijter en Tanchelm met boek en kelk;

- H. Barbara, XVIIIM, witgeschilderd hout, hoogte 110 cm, naast haar een toren;

- Geloof (vrouwfiguur, met kelk en hostie), XIXa, hout, nieuw gepolychromeerd;

- Hoop (vrouw met anker), XIXa, hout, nieuw gepolychromeerd;

- Twaalf apostelen en de vier beelden: Joannes Baptist, Barbara, Lucia en Joachim, XIXM, eikenhout, hoogte 170 cm;

- St. Jozef, XIXM, witgeverfd; aan zijn hand het kind Jezus, dat in zijn rechterhand een kruis houdt;

- Twee beelden: H. Hart van Jezus en H. Hart van Maria, ca. 1880, gepolychromeerd hout, hoogte 175 cm; Literatuur: Mem. par. p. 36;

- Drie beelden: H. Anna, H. Jozef en H. Antonius van Padua, XXa, gepolychromeerd hout, hoogte 185 cm;

- Piëta, XIXd, beeldhouwer P.G. de Kuyper, steen, hoogte ca. 150 cm (copie van de Piëta van Michelangelo in de St. Pieter te Rome) Literatuur: Mem. par. p. 10;

- Twee engelen, ca. 1890, beeldhouwer L. van Rijswijck, koper, hoogte 173 cm, ze hebben de handen gevouwen voor de borst en een aureool boven het hoofd. Literatuur: Mem. par. p. 13;

- Beeldengroep van de H. Familie, XXa, wit en goud geschilderd hout, hoogte 155 cm breedte 150 cm.

Adres

Goirkestraat 68
5046 GL Tilburg

Openingstijden

Facilities

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0