Fort bij Vechten, verhalen van bewoners, deel 3

De avonturen van fortwachter Willemse

Toen ik na een lange militaire carrière in 1933 gepensioneerd werd kreeg ik de kans om fortwachter te worden op het fort bij Vechten in de gemeente Bunnik. Een luizenbaantje zou je zeggen.

Dat lijkt echter mooier dan het was. Het is een drukke baan en er zijn veel regels die moeten worden nageleefd. In tijd van vrede was mijn baas de Eerstaanwezend-ingenieur der Genie. Het dagelijks toezicht op mijn werkzaamheden werd gedaan door de opzichter van fortificatiën. Het begon allemaal met het afleggen van de ambtseed, vanaf dat moment was al mijn werk geheim. Ook werd ik aangesteld als onbezoldigd Rijksveldwachter en kreeg ik een grote revolver als wapen. Als het ooit zover zou komen dat er een oorlog uitbrak dan kreeg ik een nieuwe baas, de Fortcommandant.

Moestuin

Mijn loon is niet hoog maar ik heb wel een aantal voordelen. Ik mocht wonen in de fortwachterswoning en ik kreeg de beschikking over 100 M2. Moestuin. Ook mocht ik met toestemming van de Eerstaanwezend vissen in de gracht en hout kappen voor mijn kachel. Als het fort bewoond was mocht ik zelfs de inhoud van de privaatputten (beerputten) gebruiken al mest voor mijn tuintje. Het leeghalen van de putten was een werkje voor het hele gezin. Mijn dochter Truus moest ook helpen. Nu moet je weten dat de moestuin aan de achterzijde van het Reduit eiland lag. Dat was vanuit de privaten een behoorlijk stuk lopen met een juk met twee volle emmers. Truusje had daar een andere oplossing voor, ze probeerde via de helling een stukje af te snijden. Dat ging goed tot ongeveer halverwege de helling. Ze gleed uit en viel met de twee volle emmers naar beneden. De inhoud van de emmers vloog in het rond en besprenkelde Truusje ruim met verse stront. Truus zegt er zelf over “als ik er aan terugdenk kan ik het nog allemaal ruiken”.

Abri

Voor dit loon moest ik veel doen, het onderhoud van de roeiboot en de vlotten, sleutelbeheer, klein onderhoud van de gebouwen zoals het schoonmaken van goten en regenpijpen. Ook moest ik toezicht houden op de kringenwet. In cirkels van 300, 600 en 1000 meter mocht niet, of met beperkingen gebouwd worden. Ik moest dat allemaal controleren in mijn ambtsgebied. Overtredingen moet ik meteen melden aan de eerstaanwezend. Als iemand met toestemming mocht bouwen dan kreeg ik eerst een vergunning waarna ik weer moest controleren of er volgens deze vergunning gebouwd werd. Ik had dus heel veel contact met de omwonende boeren en burgers maar bijvoorbeeld ok met de Spoorwegen. Ik herinner me nog dat ze op het station Vechten een abri wilde bouwen. Dat mocht maar hij moest wel van hout zijn. Als er vijanden het fort naderden werden deze houten abri’s, maar ook wel woonhuizen (kringenwetwoningen) in de brand gestoken zodat de vijand zich er niet achter kon verstoppen. Kijk maar eens op deze kaart dan kun je zien hoe groot mijn ambtsgebied was en wat er allemaal gebouwd was. Niet alleen huizen en boerderijen maar ook kippenhokken, hooibergen, schuurtjes maar ook groepen bomen mochten niet te dicht en te hoog worden. Ik heb heel wat meters gelopen om het fort en de groepsschuilplaatsen.

Verder moet ik er op letten dat de pachters van grasgewassen, de jacht, het viswater en het griendhout goed voor hun pachtgebied zorgen en voldoende onderhoud plegen.

Kippenbrug

Mijn vrouw was eigenlijk mijn plaatsvervanger als ik van het fort af was. We deden eigenlijk veel samen. We woonden op het reduit eiland en als je naar het fort moest waren er twee mogelijkheden. Je kan aan de achterzijde van het Reduit eiland van het fort af gaan en dan omlopen naar een van de twee ingangen. Maar ja, het fort is nogal groot en dat koste veel tijd. Gelukkig hadden we ook een kippenbrug over de tussengracht. Hierover kon je direct vanaf het eiland op het fort komen. Dat doet me denken aan een voorvalletje met moeder de vrouw. Ik was aan het werk op het fort, mijn vrouw kwam op de fiets naar me toe om te vertellen dat ze weg ging om boodschappen te doen. Omdat ze nogal haast had besloot ze om niet af te stappen maar met de fiets over de kippenbrug te rijden. Zo gezegd zo gedaan, ze naam een aanloop en een bocht en fietste de brug op. Nu moet je weten dat zo’n brug maar aan 1 zijde een leuning had, mijn vrouw verloor haar evenwicht en reed pardoes de gracht in. Gelukkig liep het goed af en ik heb er achteraf behoorlijk om kunnen lachen. Mijn vrouw niet. 

Mobilisatie

Toen in 1939 de mobilisatie begon betekende dat veel werk. Het fort moest in staat van verdediging worden gebracht. Voor de soldaten betekende dat britsen plaatsen, strozakken vullen en veel graafwerk. Er moesten rondom het fort groepsnesten gebouwd worden. Kleine verdedigingswerkjes met een mitrailleursnest en een of twee schuilplaatsen, allemaal van hout en aarde.

Het was natuurlijk een spannende tijd, niemand wist wat er zou gebeuren. Nederland was neutraal en velen dachten dat een oorlog, net als in 1914-1918 wel weer aan ons voorbij zou gaan. Anderen dachten dat we dit keer de dans niet zouden ontspringen. Helaas kregen zij gelijk. Voor Truusje was het een heel avontuurlijke tijd zij probeerde zoveel mogelijk op het fort te zijn. Ik vond dat maar niets zo’n jong vrouwtje tussen al die mannen. Je weet maar nooit wat er kon gebeuren. Het mooiste voor Truus was dat ze ’s morgens een blik met warme pap kreeg van een van de koks, smullen geblazen.

Duitsers

We weten allemaal hoe het in 1940 is afgelopen. Het Nederlandse leger heeft dapper gevochten vooral aan de Grebbelinie. Toen de situatie daar onhoudbaar was besloot de legerleiding om terug te trekken naar de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het fort was toen bijna leeg omdat de soldaten met hun officieren naar Rotterdam waren gestuurd om dat te verdedigen. Dat was weer spannend voor ons, mochten we wel op het fort blijven wonen of zouden we moeten evacueren. In de tussentijd voerde de Duitsers een bombardement uit op de stad Rotterdam. Later hoorde ik dat de Kapitein Brouwer, onze fortcommandant daarbij is gesneuveld.

Nadat Nederland gecapituleerd was kwamen de Duitsers, ook op het fort. In het beging viel dat allemaal wel mee, ze gedroegen zich netjes. Ik besloot om op “mijn” fort te blijven en het allemaal even aan te kijken. De Duitsers gingen aan het werk om van het fort een munitiedepot te maken. Ook kwam er een soort opleidingsschool voor de Duitse SS. Ze waren gelegerd in een van de houten loodsen. Les kregen zij in de bomvrije kazerne. Dat heeft niet zo lang geduurd veel van de soldaten werden ziek in de koude vochtige lokalen.

Varken

Ik kon wel merken dat de Duitsers steeds lastiger werden. Zij lieten mij steeds meer werk voor ze doen en daar had ik helemaal geen zin in. Ik besloot toen het fort te verlaten en ben met mijn gezin ondergedoken in Utrecht. Dat duurde tot 1943, het voedsel werd steeds schaarser. Ik kreeg de mogelijkheid om van een boer een big te kopen dat was natuurlijk prachtig maar waar laat je zo’n beest illegaal slachten werd toen al streng bestraft. Ik wist dat de Duitsers niet het gehele fort gebruikten. Ze hadden maar een stuk of 8 soldaten op het fort en daar konden ze niet het hele fort mee bewaken. Het reduit gebruikten ze niet en zo ontstond het plan om het varken op het fort in het reduit te gaan vetmesten. Ik belsloot om er eens een kijkje te gaan nemen. Toen ik daar aankwam zag ik tot mijn schrik dat de Duitsers de deur hadden afgesloten en een deel van de schietgaten hadden dichtgemetseld. Ik kon er dus niet in. Gelukkig lag mijn ladder nog naast het schuurtje en met deze ladder ben ik het reduit opgeklommen. Bovengekomen besloot ik dat de stal voor het big dan maar in één van de open remises moest komen. Ik verzamelde hout en maakte de remise helemaal dicht. Een varken maakt in het donker bijna geen geluid. Toen de stal klaar was ben ik met het big op mijn rug naar boven geklommen en heb het in de stal gezet. Hoeveel keren ik daarna nog naar boven ben geklommen met voer en stro en weer naar beneden met mest dat weet ik niet meer.

Uiteindelijk heb ik het varken geslacht en het in kleine gedeeltes naar Utrecht gebracht. Samen met de familie hebben we er heerlijk van gegeten.

Bombardement

Aan het eind van de oorlog besloot ik definitief om terug te gaan. Eerst sliep ik er illegaal in een remise later betrokken we de wachterswoning weer.

Toen kwam de dag van het geallieerde bombardement Ik weet het nog goed het was op 19 april 1945. Het was gericht tegen de spoorlijn Utrecht Arnhem die door de Duitsers werd gebruik voor aan- en afvoer van materieel en soldaten.

Het bombardement werd uitgevoerd door 11 vliegtuigen. Van deze vliegtuigen wierpen er 10 een brisantbom af van 450 kilogram. Wij noemden dat 1000ponders. Ik betwijfel of de Engelsen van plan waren om ook het fort te raken maar 1 van de bommen viel naast het linker voorbastion van het Reduit. Het gebouw raakte daar aan de buitenkant zwaar beschadigd. Dit kun je nu nog zien. Naast het reduit was een enorme krater. Aan de binnenkant was alleen de voorkant van een druipkoker er af gesprongen en is in lokaal 19 een scheur ontstaan. Gelukkig was dit een van de laatste oorlogshandelingen in de omgeving van het fort in Mei 1945 werden we bevrijd door de Canadezen. Die kregen we ook meteen als gast want op de forten Vechten en Rijnauwen werden ze ondergebracht in de houten loodsen.

Boobytrap

Met de komst van de Canadezen waren de avonturen nog niet helemaal afgelopen. Veel van mijn werk in die eerste dagen na de bevrijding was het opruimen van Duitse rotzooi. Op een dag kreeg ik de opdracht om een grote tas met bakstenen op te ruimen. Deze stond vlak bij wat nu de grote feestzaal wordt genoemd. Ik ging aan het werk en lade de stenen over op mijn kruiwagen. Wat er gebeurde weet ik niet maar opeens werd ik wakker in het ziekenhuis. Later hoorde ik het hele verhaal van mijn vrouw. De Duitsers hadden in de tas met stenen een boobytrap achtergelaten, een op scherp staande handgranaat. Toen ik een bepaalde steen wegtrok explodeerde de granaat en raakte ik zwaar gewond.

Toen was er even paniek. Er werd een ambulance geroepen en ik werd afgevoerd. Nu was het zo dat een fortwachter zijn post niet mocht verlaten als er geen vervanger voor hem was. Dat moest een mannelijk gezinslid zijn van minimaal 19 jaar. Ik was toen alleen met mijn vrouw en Truus. Truus was nog geen 18 en bovendien geen man. Uiteindelijk hebben ze samen besloten dat moeder de vrouw op het fort bleef en dat Truus met de dienstfiets achter de ambulance naar het ziekenhuis zou rijden. We werden toen alweer geleefd door de voorschriften. Gelukkig is alles goed gekomen en ben ik nog tot 1956 fortwachter gebleven.

 

 

Circa:
Nee

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0