Inburgeren

Inburgeren. Een woord, dat net na de Tweede Wereldoorlog nog niet gebruikt werd en misschien nog niet in de Dikke van Dale stond,  maar voor vele nieuwe Nederlanders wel de dagelijkse praktijk was.

 Zo ook voor mijn moeder, een Engelse vrouw uit  Sevenoaks in Kent. Zij had na de Tweede Wereldoorlog contact gekregen met een Nederlandse jongen in Dordrecht. Sevenoaks had  Dordrecht geadopteerd om na de oorlog Dordt te ondersteunen bij de wederopbouw. Er ontstonden allerlei contacten tussen bedrijven en instanties en ook de jeugd werd hierbij betrokken. De plaatselijke jeugd van Sevenoaks werd gevraagd om penvrienden te worden met de jeugd in Dordrecht.

Eileen, de jonge vrouw uit Sevenoaks en Rinus, die Engels studeerde tijdens de herstelperiode van  zijn ziekte, die hij had opgelopen in de oorlog als dwangarbeider,  kregen elkaars adressen. Ze schreven elke week een brief aan elkaar en uiteindelijk resulteerde dit in een huwelijk.

 Eileen en Rinus gingen na het huwelijk inwonen bij  de ouders van Rinus, die in een kleine arbeiderswoning woonden aan de Hoge Bakstraat. Ze kregen de woonkamer en een slaapkamer en de keuken, badkamer en toilet moesten gedeeld worden met de ouders van Rinus,  zijn broer en drie zussen.  Ondanks al die mensen in 1 huis, ging het eigenlijk heel goed. Het was een warm gezin met aan het hoofd mijn grootmoeder, die een groot hart had. Alles kon, alles mocht, als de sfeer maar goed was.

 Mijn moeder wilde heel graag Nederlands leren en deed enorm haar best. Ze moest wel, want in die tijd spraken de mensen in haar omgeving  geen Engels. Ze  ging elke dag boodschappen doen, eerst in het gezelschap van haar schoonmoeder, later zelfstandig en zo leerde ze de Nederlandse taal snel te begrijpen en te gebruiken.

 Toch was het wonen met zoveel mensen in een huis wel eens lastig en kwamen er irritaties. Rinus, die heel vaak met zijn hoofd in de boeken zat om te studeren, raakte op een gegeven moment geïrriteerd en wilde even geen gezeur aan zijn hoofd. Maar zoals het in een huwelijk gaat, krijg je wel eens woorden.Eileen wilde weten of ze dit jaar wel of niet een bezoek aan haar ouders in Engeland konden veroorloven. Rinus gaf geen duidelijk antwoord. Misschien... Ik zal eens kijken... Eileen bleef aan zijn hoofd zeuren.  Op een gegeven moment werd het Rinus echt te veel en riep hij tegen haar:

‘Ik word gek van je, ouwehoer. Je weet toch dat ik moet studeren.’

Eileen liep geïrriteerd weg en pakte een woordenboek. Dat ze haar mond nu moest houden had ze wel begrepen, maar het woord ouwehoer kende ze niet en besloot het op te zoeken. Toen ze de vertaling in het woordenboek zag,  liep ze helemaal rood aan en schreeuwde tegen hem:

‘How dare you call me an old whore.’  Ze was woest.

Ja, Rinus had haar wel wat uit te leggen.

 Eileen vond de Nederlandse taal  maar een vreemde, rare taal. Een taal, die het woord ‘ouwehoer’ gebruikt  als synoniem voor ‘kletsmajoor’ of ‘zeurkous’. Maar zo leerde ze al vrij snel dat je sommige woorden niet letterlijk moet vertalen. Gelukkig konden ze nog jarenlang  steeds weer om dit voorval lachen.

Circa:
Nee

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0

Reacties

Mooi verhaal!