Internationaal doorgebroken, 4 – Fred Rohde

Fred Rohde is dit jaar 50 jaar fotograaf. Én hij is 65 geworden. Dat is een goede reden om door middel van een aantal manifestaties terug te blikken op zijn werk. Deze zomer is er een groot retrospectief bij het Leids kunstgenootschap Ars Aemula Naturae. En daarnaast zijn er diverse andere exposities.

In de etalage van SIDAC Studio aan het Hoge Woerd zie ik Rohde’s foto’s van Herman Brood. Brood trad op in Art Café  Scarabee op poëzieavonden met dichters als Simon Vinkenoog, Johnny – ‘the Selfkicker’-  van Doorn, Pamela Koevoets en drs P.  Brood tekende er cartoons met een zwarte ‘marker’ op aan de muur geplakte vellen papier. Het is opvallend hoe jong en energiek Herman Brood er op staat.

Museum het Leids Wevershuis

Daarnaast is er de expositie met de titel ‘Vergankelijkheid’ in Museum het Leids Wevershuis, een klein museum aan de Middelstegracht dat dateert uit de jaren 1626-1631. Alles is oud in en aan het huis. Er is een trap met hele smalle treden naar de zolder. Als je daar bent, voel je  af en toe de wind er zachtjes doorheen waaien. Beneden in de ‘grote’ kamer is nog een bedstee.

Een vriendelijke mevrouw laat me binnen. In de gang hangen zes ingelijste Photo Chemical Happenings, portretten van mensen uit Hongarije waarin je de tijd zijn werk ziet doen. In de achterste kamer negen Shadows of Transparent Tranquility. Rohde fotografeerde op een straathoek in Sighet in Roemenië hoe mannen, vrouwen en kinderen in en uit de schaduwen van en paar lantaarnpalen op straat liepen en boven, over de hele breedte van de zolder de Floating man-scapes, levensgrote foto’s van dorpelingen in Hongarije gemaakt met een LOMO camera, afgedrukt op velum.

LOMO-camera

De meeste foto’s zijn  geschoten in het noordoosten van Hongarije. Als ik er een uurtje ben, komt Fred zelf toelichting te geven. ‘Molly Ackerman, mijn vrouw, was in 2000 uitgenodigd in Tállya voor een kunstenaarskamp. Ik ging mee en nam een grote bruine koffer mee met al mijn fotospullen.’

 In het dorp kregen ze een studio toegewezen. ‘Daar zat een badkamer bij die ik inrichtte als donkere kamer. Ik had een spiegelreflex camera bij mij, maar dat leek me niets, het zou over kunnen komen als een inbreuk op de privacy van de dorpelingen, dus gebruikte ik mijn goedkope LOMOcamera.’

Er was in de jaren rond 2000 een kleine hype rond die camera. ‘De camera, afkomstig uit St. Petersburg was klein, maar toch heel handig. Je kon er goed mee ‘uit je heup’ schieten. Ik vond de kwaliteit van het tamelijk lichtsterke lensje heel mooi. Je kon diverse dingen instellen:  het diafragma, ASA, afstand. Het was de juiste camera om foto’s te maken in een arm dorp. Het apparaat heette ook ‘the poor man’s Leica’.’

Floating man scapes

‘Ik ging rondlopen in het dorp. Overdag was er zo goed als niets te beleven, maar ’s morgens en ’s avonds was er wel wat leven. De dorpelingen en wij, de kunstenaars, de meesten afkomstig uit Hongarije, Roemenië, Litouwen en andere landen uit het oosten van Europa, legden makkelijk contact, het was makkelijk foto’s te maken. Er kwam zelfs iemand naar buiten om mij een echte, goede camera te geven, maar dat was nu juist niet de bedoeling. ’

De foto’s ontwikkelde hij en drukte hij nog dezelfde nacht af. De foto’s werden ook in het dorp geëxposeerd. Eenmaal terug in Leiden werden de beelden verwerkt tot de Transparent & Floating man-scapes over een reis naar een tijdloos moment eeuwen geleden waarin armoede bestaat en het leven een dagelijkse strijd is om ’s nachts warm te blijven.  

Vergankelijkheden  

De titel Vergankelijkheid is op verschillende zaken van toepassing. ‘Ten eerste: het dorp Tállya veranderde. We zijn er drie jaar achter elkaar geweest. In het derde jaar stond er een Coca Cola-machine in de belangrijkste dorpsstraat. De tijdloze kleding van het eerste jaar was ook niet meer hetzelfde. In dat jaar, 2003, verbleven we bij een kennis in de buurt, een dorp verder, in een oud kasteelachtig huis. 

Vergankelijkheid zit daarnaast in de foto’s. ‘Die waren afgedrukt op mooi wit fotopapier. Maar er waren ook afdrukken waar iets mee was, die niet helemaal goed gefixeerd waren, waar vlekken opzaten. Die gooide ik in de vuilnisbak, maar mijn vrouw Molly zei: dit moet je exposeren, je ziet chemische processen hun werk doen. Acht van die stukjes exposeerde ik het bij het farmaceutisch bedrijf Solvay in Muiden. Geweldig was dat! Het was een heel ander beeld door toeval ontstaan.’

Donkere kamer  

‘Dit huis, het Wevershuis, is ook vergankelijk. Het is heel oud, er is nog een bedstee en de muren hebben ‘oude‘ kleuren. De expositie is naar dit pand gecomponeerd. Dat is de derde laag van vergankelijkheid.’

De vierde laag is de overgang van analoge naar digitale fotografie. Alle foto’s op de tentoonstelling zijn analoog. Er is ook nog een donkere kamer ingericht. Voor een deel zijn foto’s overigens wel digitaal bewerkt.

‘En ten vijfde:  je bent zelf vergankelijk. Ik 65 geworden dit jaar. Dit jaar wil ik aan mijn fotografisch werk nog een flinke boost geven. Ik wil een blijvend document nalaten. De kwaliteit is over de hele linie heel hoog en ik wil graag dat mensen daar kennis van kunnen nemen.’  

Molly Ackerman

Gevraagd naar het ‘sleutelmoment’ in zijn fotografische carrière, zegt Rohde. ‘Er waren meer sleutelmomenten. Ten eerste was er Frank Jongeneel, een jongen van de badmintonclub waar ik rond mijn dertigste speelde. Hij leerde mij ontwikkelen en afdrukken. Vervolgens was er van 1984 – 1986 het journalistieke werk voor achtereenvolgens De Leidse Stadskrant, de Leidse Courant en het Leidsch Dagblad.’

 In 1986 stopte hij ermee omdat hij er helemaal op uitgekeken was. Het derde belangrijke moment was zijn ontmoeting met Molly Ackerman, een kunstenares uit New York, die later zijn vrouw werd. Ackerman was opgegroeid en opgeleid in de New Yorkse kunstwereld, haar moeder was operazangeres, ze had toegang tot kunstenaars als Larry Rivers,  Richard Pousette Dart, Philip Corner. Ze was geïnspireerd door Rothko.   

‘Ik kwam wel veel op exposities in musea en galeries, maar mijn mentale afstand met de kunstwereld was te groot. Ik ben afgestudeerd wiskundige. Jarenlang actief in de linkse, opstandige, alternatieve wereld. Met Molly kon ik de stap naar de kunstwereld nemen.  Als je in dit verband een sleutelwerk wilt noemen is dat een boek met foto’s over mijn eerste ontmoetingen met  Molly.

Prisma pocket

We lopen naar de vitrine met diverse camera’s. Hij laat me de camera van zijn vader zien, een vierkant boxje die je voor je buik moest hangen en waar je van boven inkeek. ‘ Mijn vader maakte foto’s voor en van de familie. Hij had een goed gevoel voor compositie.’ Verder wijst hij er onder meer de  spiegelreflexcamera en de LOMO aan, een heel simpel apparaatje, inderdaad. En helemaal onderin liggen twee Prisma pockets. Auteur: Peter Charpentier. ‘Van hem heb ik het allemaal geleerd. Ik kwam hem zelfs nog tegen bij een opening van een expositie waar ik aan mee deed in Galerie Kralingen in Rotterdam. En toen heb ik hem natuurlijk deze boekjes laten signeren.’      

 

Circa:
Nee

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0