Drooglegging van de Beemster (1607-1612)

Al in de zeventiende eeuw werd Nederland volgens sommigen te klein. Met name in het noorden van het gewest Holland steeg de behoefte aan land explosief. De bevolking groeide en er was meer voedsel en dus meer landbouw nodig. Daarvoor ontbrak de ruimte. Een aantal Amsterdamse kooplieden en Haagse bestuurders, groepen die normaal amper met elkaar spraken, verenigde zich om daar iets aan te doen. Hun plan was ambitieus: het ruim 60 vierkante kilometer grote Beemstermeer moest plaatsmaken voor vaste grond.

Door de turfwinning ten noorden van Amsterdam had het veen plaatsgemaakt voor grote meren, zoals het Beemstermeer. Dit water nam veel ruimte in en beperkte daarom de mogelijkheid om landbouw te bedrijven, terwijl daar juist zo'n behoefte aan was. Daarnaast werden de zich uitbreidende meren ook gezien als een bedreiging voor de steden, wegens dreigend wateroverlast.

Gelukkig waren er inmiddels mogelijkheden gevonden om het water terug te dringen. In de zestiende eeuw was er hard gesleuteld aan de techniek waarmee watermassa's droog gelegd konden worden. In 1533 was ten zuiden van Alkmaar al een meer van 35 hectaren drooggemaakt. De drooglegging van dit Achtermeer werd in de jaren 1560 gevolgd door die van enkele veel grotere meren: het Egmondermeer (686 hectare) en het Bergermeer (620 hectare).

Samen staan we sterk

De Amsterdamse kooplieden en Haagse bestuurders wilden gebruik maken van die nieuwe technieken. Toen zij in 1607 gezamenlijk de Staten van Holland om toestemming verzochten voor hun plan, hadden ze daar goede redenen voor. Door hun geld te investeren in de droogmakerij hoopten de mannen te kunnen profiteren van de grote vraag naar landbouwgrond. Ze dachten hun investeringen snel terug te kunnen verdienen. De Staten honoreerden het verzoek al binnen enkele weken. Direct werd met de voorbereidingen begonnen.

De toestemming van de Staten van Holland was echter niet voldoende om het ambitieuze project daadwerkelijk van start te laten gaan. Het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen stond bijvoorbeeld niet zo positief tegenover het plan. De drooglegging zou in andere gebieden leiden tot watertekort. Na onderhandelingen werd afgesproken dat de investeerders zouden betalen voor de aanleg van een afwateringskanaal. Met deze afspraak was de kous echter nog niet af. Omdat er een ringdijk aan de oever van het meer zou worden aangelegd, moest daar ook land aangekocht worden. Daarom moesten de investeerders ook onderhandelen met landeigenaars en de besturen van dorpen en steden in de buurt. Als zij niet mee wilden werken, zou er van het mooie plan niets terechtkomen.

Een dijk vol molens

De onderhandelingen konden gelukkig vrij snel afgerond worden. Nog in 1607 werd de ringdijk aangelegd, 38 kilometer lang. Daaromheen werd een ringvaart gegraven. Ook bouwde men de windmolens. Aanvankelijk was berekend dat er circa 30 molens nodig zouden zijn, maar uiteindelijk bleken er 43 nodig om het meer leeg te malen en zelfs 50 om het daadwerkelijk leeg te houden. Deze technische kant van de zaak was in handen van Jan Adriaenszoon Leeghwater.

De tientallen molens die aan de rand van het meer kwamen te staan, werden in een speciale formatie neergezet. Om al het water uit het meer in de ringvaart te krijgen, was een enkele rij molens namelijk niet genoeg. De molens werden geplaatst in molengangen, wat betekent dat de molens steeds een trapje hoger stonden. Daartussen waren waterreservoirs geplaatst. De molens hoefden zo het water steeds maar een beetje hoger te pompen, tot het uiteindelijk in de ringvaart terecht kwam.

Tegenslagen

De molens deden hun werk en in januari 1610 was de Beemster bijna leeggepompt. Helaas gooide een zware storm roet in het eten. De Zuiderzeedijken braken, waardoor water het land op stroomde. Hierop besloten de bedijkers de ringdijk te verhogen. Enkele investeerders zagen het niet meer zitten en trokken zich terug uit het project. De overige deelnemers wisten echter nieuwe enthousiastelingen te vinden, waarna het werk werd voortgezet.

Op 19 mei 1612 was het werk voltooid: de Beemster was droog. Maar niet voor lang. In 1613 stond in de polder wederom een laag water, waardoor het land alsnog niet gebruikt kon worden. Gelukkig kon ook hiervoor een oplossing bedacht worden, waarna de inrichting van het nieuwe land eindelijk kon beginnen.

Door mensenhanden gevormd land

Het nieuwe land werd ingedeeld op basis van heersende overtuigingen over harmonie, waarin bijvoorbeeld symmetrie een grote rol speelde. De Beemster werd ingedeeld in rechthoeken van ongeveer 185 meter breed en 930 meter lang. Vijf van deze rechthoeken naast elkaar vormden dan een vierkant van 930 bij 930 meter. Kanalen en wegen wisselden elkaar steeds op 930 meter afstand af en kruisten elkaar in hoeken van 90 graden. Alleen aan de randen werd van deze principes afgeweken, hoewel ook daar de symmetrie en wiskundige verhoudingen zichtbaar bleven.

Plannen voor de verdeling van het nieuw ontstane gebied waren al vóór de daadwerkelijke drooglegging gesmeed. De investeerders hadden de nog niet bestaande grond onder zichzelf verdeeld. Ieder koos voor zichzelf hoeveel grond hij wilde hebben en betaalde op basis van die hoeveelheid. Per morgen (0,85 hectare) waarop een investeerder intekende, moest hij 247 gulden betalen.

De grootste investeerders waren de Antwerpse broers Hendrik en Dirk van Oss. Toen de droogmakerij voltooid was, werden zij de eigenaars van ongeveer een zevende deel van het drooggelegde gebied. Daarvoor hadden ze ruim 250.000 gulden in het project moeten inleggen. Het nieuwe land bleek zeer vruchtbaar te zijn, dus alle investeringen wierpen hun vruchten af. De deelnemers hadden hun geld binnen een jaar terug verdiend.

Voor toen, voor nu en voor later

Het land zou echter niet lang geld opgebracht hebben, als er niet constant een oogje in het zeil was gehouden. Door de eeuwen heen moest men zich met het waterbeheer in de Beemster blijven bezighouden, om te voorkomen dat het gebied weer vol water zou stromen. Regelmatig veranderde de aanpak. In de late negentiende eeuw werden de molens bijvoorbeeld vervangen door stoomgemalen en weer later door dieselgemalen en elektrische pompen.

Tegenwoordig is het geheel verdeeld in meer dan vijftig delen, waarbij ieder deel een eigen waterpeil heeft. Verschillende gebruikers (akkerbouwers, veehouders, bewoners en natuurbeheerders) stellen immers allemaal andere eisen aan het land. Sinds 1999 staat de Beemster op de Werelderfgoedlijst.

Tags

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0