R.K. Karmelitessenklooster

Horizontal tabs

Beschrijving

KARMELITESSENKLOOSTER gebouwd naar ontwerp van dr. P.J.H. Cuypers in de jaren 1879-1880 voor een communiteit Ongeschoeide Karmelitessen, die in 1875 vanuit het St. Josephskloster bij St. Gereon te Keulen naar Echt was uitgeweken vanwege de Kulturkampf.

Het klooster kenmerkt zich door een Ambachtelijk-traditionele bouwtrant in baksteen, met sobere Neo-Gotische elementen. Het gebeeldhouwde reliëf in het timpaan van het kerkportaal is vermoedelijk van de hand van beeldhouwer Jos. Thissen uit Roermond. Het klooster is gesitueerd op een ruim perceel in het westen van de kern van Echt. De voorgevel van het carrévormige gebouw is opgenomen in de westelijke straatwand van de Bovenste Straat. Achter deze bevindt zich een meerzijdige ommuurde TUIN.

Deze TUIN met slotmuren en kluizen is onlosmakelijk verbonden met het karmelitessenklooster en vervult een belangrijke functie voor de zusters bij het naleven van de kloosterregels. De karmel in Echt kreeg mede bekendheid door het verblijf tussen 1938 en 1942 van Edith Stein, die in 1998 werd heiligverklaard. Het klooster wordt sinds 1987 door een communiteit karmelitessen uit Maastricht bewoond. In 1960 vond een ingrijpende verbouwing plaats van o.a. de kapel en sacristie. Hierbij verdween de volledige Neo-Gotische uitmonstering van kapel en zusterkoor. Andere veranderingen betreffen het opnieuw betegelen van de kruisgang, vermoedelijk in het midden van de twintigste eeuw. De garage tegen de rechter zijgevel van het westpand wordt hier niet beschreven, evenals de moderne hostiebakkerij in de tuin. Omschrijving.

Het KARMELITESSENKLOOSTER bestaat uit vier panden van ongelijke hoogte om een niet volledig rechthoekige binnenhof. De toegang tot de achter het klooster gelegen ommuurde TUIN wordt verleend via een poort aan de zijde van de Bovenste Straat, met een doorrit tussen de noordgevel van het klooster en het belendende pand. De eenvoudig opgezette tuin heeft onder meer een gedeeltelijk opnieuw aangelegde kloosterbegraafplaats en enkele oude grindpaden, bezit een ommuring en enkele kluizen. De vier kloosterpanden zijn opgetrokken in baksteen in kruisverband en worden voornamelijk afgesloten met zadeldaken belegd met gesmoorde mulden- en tuile du Nordpannen. De afwatering vindt plaats via houten bakgoten, waarbij zich onder de goot steeds een licht uitkragende gootlijst met muizentanden bevindt. De gevels zijn voorzien van rechtafgesloten of segmentboogvormig afgesloten gevelopeningen, gevuld met houten ramen en deuren. De vensters hebben bijna overal hardstenen lekdorpels en aan de bovenzijde rondboogvormige of segmentboogvormige boogtrommels met een eenvoudige metselwerkvulling. Het noordelijke 6 assen tellende deel van het twee bouwlagen hoge OOSTPAND is geknikt en wordt afgedekt door een zadeldak dat in het zuiden haaks aansluit tegen de muur van de hogere kapel. Deze kapel wordt gedekt door een zadeldak met de nokrichting dwars op de rooilijn. Het dak boven het oostpand is voorzien van een schoorsteen en bevat enkele oorspronkelijke gietijzeren dakraampjes.

De VOORGEVEL heeft een iets uitspringende gepleisterde plint. De gevel van de kapel risaleert licht en eindigt in een puntgevel bekroond door een stenen gevelkruis. De puntgevel is afgewerkt met natuursteen afdekplaten en schouderstukken. De gevel heeft aan weerszijden lisenen, die in de topgevel overgaan in klimmende boogfriezen. De spitsboogvormige ingang is omgeven door pleisterwerk in blokverband en heeft een dubbele houten strokendeur. Voor de deur twee natuurstenen treden. Boven de deur een natuurstenen, geprofileerde latei en een gebeeldhouwd timpaan met de voorstelling van een tronende Maria met kind, geflankeerd door een karmeliet en een karmelietes. Rechts naast de deur een in het vierde kwart van de twintigste eeuw aangebrachte memoriesteen voor Edith Stein. Boven de entree wordt de gevel grotendeels gevuld door een rechthoekig venster op een doorlopende waterlijst omgeven door een gedeeltelijk getrapte omlijsting in natuursteen. Het venster is gevuld met slank Gotisch maaswerk in vier vakken, in de vorm van gekoppelde lancetbogen met driepasbekroningen. De glas-in-loodvulling dateert uit 1992. De voorgevel van het klooster heeft een knik tussen de tweede en derde as van links. De eerste en tweede bouwlaag worden gescheiden door een doorlopende, in siermetselwerk uitgevoerde cordonlijst. De assen zijn gevuld met segmentboogvormige vensters voorzien van gedeelde stolpramen onder drieruits bovenlichten. De hoofdentree naar het klooster bevindt zich ongeveer in het midden in de derde as van links. De deuropening heeft een gepleisterde, rechthoekige omlijsting en wordt bekroond door een drielingvenster van lancetbogen, voorzien van gebrandschilderd glas uit de tweede helft van de twintigste eeuw. De dubbele houten deuren zijn iets teruggelegen en hebben glaspanelen met smeedijzeren traliewerk. De rechts tegen de voorgevel aansluitende toegangspoort ligt iets terug en is voorzien van dubbele, opgeklampte houten deuren. De deuren zijn voorzien van siergehengen. Het geheel wordt bekroond door een trapgevel met ezelsrugafdekkingen en een smeedijzeren kruisbloem in de top. Het trapgeveltje is gevuld met vijf klimmende boognissen, waarbij de middelste is witgepleisterd en voorzien van een Heiligenbeeld. Tegen de achtergevel van de kapel sluit het twee bouwlagen hoge ZUIDPAND aan. Dit pand wordt afgedekt door een zadeldak en sluit in het westen aan tegen het drie bouwlagen hoge westpand. In de dakschilden enkele dakramen uit het vierde kwart van de twintigste eeuw.

De LINKER ZIJGEVEL (zuidgevel) grenst grotendeels aan het belendende pand. Het vrijliggende deel heeft een regelmatige vensterindeling. Het onderkelderde WESTPAND wordt gedekt door een zadeldak met aangekapt zadeldak over een middenrisaliet aan de westzijde. Op de nok twee schoorstenen. In de schilden een serie oorspronkelijk gietijzeren dakraampjes. Het genoemde middenrisaliet van de ACHTERGEVEL (westgevel) wordt afgesloten met een puntgevel en is aan de onderzijde voorzien van een hoge gecementeerde plint. In de eerste bouwlaag bevindt zich een achterdeur onder een houten afdak. Het risaliet bevat voorts smalle vensters onder segmentbogen. Links zijn deze venstertjes naast elkaar in drie lagen geplaatst, rechts per drie klimmend. In de geveltop komen vier van deze vensters naast elkaar voor. De terugliggende gevelpartij links telt vier assen gevuld met houten kruisvensters. De terugliggende gevelpartij rechts is twee vensterassen breed met houten kruisvensters. Het scheluwe NOORDPAND telt twee bouwlagen en is voorzien van een eenlaags zijbeuk aan de kloosterhof. Deze beuk heeft een lessenaardak met tuile du Nordpannen. Het hoofdvolume heeft een zadeldak dat aan de westzijde met een schild tegen het westpand aansluit en aan de oostzijde het dak van het oostpand snijdt. De RECHTER ZIJGEVEL (noordgevel) grenst aan de smalle doorrit die naar de tuin leidt. Links springt de gevel iets in ter plaatse van het oostpand. De sobere gevel heeft enkele oorspronkelijke ramen.

De aan de KLOOSTERHOF grenzende gevels zijn grotendeels voorzien van hoge, gepleisterde plinten. Aan de bovenzijde worden de gevel afgesloten door tandlijsten zoals voornoemd. De sobere binnenhof bestaat in hoofdzaak uit een gazon, voorzien van enkele struiken. Om het gazon loopt langs de gevels een eenvoudig pad dat voor de verbinding zorgt tussen de verschillende panden. De aan de binnenhof grenzende westgevel van het OOSTPAND heeft in twee bouwlagen zeven houten kruisvensters, afgezien van de middelste as van de eerste bouwlaag waar zich een segmentboogvormig afgesloten portiek bevindt. Deze entree is voorzien van dubbele deuren met zesruits indeling. De ramen in de eerste bouwlaag worden ontlast door een gemetselde rondboog, op de verdieping door een segmentboog. In de oksel van het oostpand en het zuidpand bevindt zich een slanke, veelhoekige traptoren met een houten open klokkenstoel voorzien van spitsbogen en bekroond door een dakspits met inzwenkende voet. Op de spits een ijzeren kruis met haantje. In de eerste bouwlaag van de hoektoren een deur onder segmentboog, voorts een nis voorzien van een heiligenbeeld, een vierruits venster en een luikje.

De noordgevel van het ZUIDPAND telt zes vensterassen met in de eerste bouwlaag een serie nieuwe, ongedeelde tuimelramen. De ramen bevinden zich vermoedelijk binnen oorspronkelijke gevelopeningen. Ze worden ontlast door gemetselde rondbogen met eenvoudige baksteenvulling zoals elders. In de tweede bouwlaag kruisvensters zoals voornoemd bekroond door segmentbogen. De aan de kloosterhof grenzende oostgevel van het WESTPAND heeft geen gecementeerde plint, maar wel enkele kelderlichten met koekoek. Deze gevel telt tussen de aansluitingen van het noord- en zuidpand vier assen met kruisvensters in drie bouwlagen. In de eerste bouwlaag worden deze ontlast door rondbogen, voorts door segmentbogen. In de eerste bouwlaag bevindt zich geheel links een segmentboogvormige deurpartij naar de binnenhof, met dubbele houten deuren en een bovenlicht met drie vierruits ramen. Boven de aansluitingen van het zuid- en noordpand bevinden zich in de gevel kleine vierkante venstertjes. De ZUIDGEVEL van het noordpand heeft een lage gecementeerde plint en bevat in de vooruitspringende kruisgang een serie kruisvensters zoals beschreven. In de tweede bouwlaag bevinden zich kruisvensters ontlast door segmentbogen.

De oorspronkelijke structuur van het INTERIEUR is in hoofdlijnen bewaard gebleven en heeft het gesloten karakter met voorzieningen voor 21 zusters, zoals in de kloosteregel bepaald, behouden. De interieurafwerking van het klooster is in de loop van de twintigste eeuw versoberd, met behoud van enkele kenmerkende elementen. De kapel bestaat uit een openbaar toegankelijke zaalkerk in het oostpand en een hierachter gelegen zusterkoor in het zuidpand. De begane grond van het klooster bevat gemeenschappelijke ruimten zoals refter (noordpand) en keuken (westpand) op hun oorspronkelijke plaats. De sober opgezette kruisgang loopt langs de kloosterhof in het oostelijke, noordelijke en westelijke pand. Op de verdieping zijn deze gangen aan de buitenzijde gelegen, zodat de zustercellen aan de kloosterhof grenzen. Van het interieur zijn voorts onder meer van belang de oorspronkelijke bordestrappen met bewerkte trappalen in het noordpand en het westpand, de spiltrap in de traptoren, de ruimtelijke opzet van de zustercellen op de verdieping met de oorspronkelijke paneeldeuren en bijbehorende geprofileerde kozijnen. In de droogzolder van het westelijke pand een hijsrad voor wasgoed. In het lekengedeelte van de kapel een oorspronkelijk balkenplafond. Waardering.

Het KARMELITESSENKLOOSTER met achtergelegen TUIN in Echt vertegenwoordigt algemeen belang en is van cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van de ontwikkeling van de Rooms-Katholieke kerk in het vierde kwart van de negentiende eeuw voor wat betreft bestemming en verschijningsvorm. Het betreft een goed herkenbaar voorbeeld van een Karmelietessenklooster in de Nederlands-Duitse grensstreek, dat vanwege de ontstaansgeschiedenis en de geografische ligging verbonden is met de Kulturkampf. Voorts heeft het klooster bijzondere betekenis vanwege de relatie met de figuur Edith Stein. Het klooster bezit architectuurhistorische waarde als goed en in hoofdlijnen gaaf bewaard typologisch voorbeeld van een sober opgezet karmelietessenklooster uit het vierde kwart van de negentiende eeuw. Deze opzet is in hoofdlijnen nog altijd goed herkenbaar door de aanwezigheid van een kruisgang, de structuur van zustercellen voor 21 zusters en de gemeenschapsruimten op hun oorspronkelijke plaats. De achterliggende besloten tuin met begraafplaats versterkt dit karakter. Het pand vertoont een sobere Ambachtelijk-traditionele bouwstijl met enkele Neo-Gotische elementen kenmerkend voor een deel van de in deze tijd gebouwde Kulturkampf-kloosters en valt voorts op vanwege esthetische kwaliteiten in de detaillering van de kerkgevel. Het sober vormgegeven klooster is een voorbeeld uit het oeuvre van architect Cuypers in het laatste kwart van de negentiende eeuw. Het klooster heeft ensemblewaarden als karakteristiek en beeldbepalend onderdeel van de historische bebouwing in het centrum van Echt, waar het met de achterliggende tuin ligt ingebed tussen de percelen ten westen van de Bovenste Straat.

Het karmelietessenklooster (Bovenstestraat 48) werd in 1879-'80 naar ontwerp van P.J.H. Cuypers gebouwd voor de wegens de Kulturkampf uit Duitsland uitgeweken zusters karmelietessen. Het sobere tweelaags gebouw heeft een neogotische kapel, waarvan de topgevel is versierd met een spitsboogfries en een groot venster met zandstenen traceringen. Het timpaan boven de ingang bevat een voorstelling van de H. Benedicta. Naast de ingang herinnert een gevelsteen aan de in 1942 vanuit dit klooster weggevoerde filosofe en karmelietes Edith Stein (zuster Teresia Benedicta).

Adres

Bovenstestraat 48
6101 EL Echt

Facilities

Reageren

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
Aantal stemmen: 0